Al op jonge leeftijd raakten ze bevangen door het wielervirus: Lars en Marijn van den Berg. Lars toont in zijn eerste seizoen op WorldTour-niveau profwaardig te zijn, terwijl Marijn samen met Mick van Dijke de beste Nederlandse belofterenner van het moment is. We spraken met de broers over hun jeugd, huidige drukke leven en toekomstdromen.
Op het moment van het interview is het nog een halve week tot de Tour de l’Avenir, ook wel de Tour de France voor belofterenners. Marijn van den Berg hoopt als laatstejaars belofte te laten zien wat hij kan in Frankrijk. Hij slaagt met vlag en wimpel, want Van den Berg wint twee etappes en verovert bovendien de groene puntentrui. Tegelijkertijd reist broer Lars ook af naar Frankrijk, maar dan om de profkoers Tour du Limousin te rijden. Vanwege een schouderblessure moet hij in de eerste rit afstappen. Het toont weer eens aan dat het met ups en downs gaat in de sport die de broers Van den Berg al praktisch hun hele leven beoefenen.
Laten we beginnen bij het begin. Wanneer zijn jullie begonnen met wielrennen?
Lars: “Beiden op ons zesde. Onze vader nam ons mee naar de wielerclub van Nieuwegein. Daar was een open dag en nog voor categorie 1 zijn we begonnen. We reden al een aantal koppeltijdritten met onze vader. Ten opzichte van oudere mannen kregen we tijdsdispensatie. Daardoor wonnen we de koppeltijdrit en als je iets wint dan vind je het al snel leuk.”
Marijn: “Ik ben een jaar jonger en daardoor ook een jaar later begonnen. Dat Lars fietste was waarschijnlijk een van de redenen voor mij om ook te beginnen. Als je grote broer iets doet, dan is het stoer om hem na te doen.”
Hoe betrokken waren jullie ouders?
Marijn: “Ze gingen mee naar alle wedstrijden en stonden altijd voor ons klaar. De wielersport kostte een hoop tijd en geld, maar dat hebben ze voor ons over gehad. Heel bijzonder.”
Lars: “Op jonge leeftijd gingen we op eigen initiatief naar wedstrijden in onder meer Denemarken, Zweden en Duitsland. Ze wilden ons tijdens onze jeugd mooie ervaringen meegeven. Bij die koersen waren we vaak de enige Nederlanders. Een hele andere omgeving. In het buitenland reden we vaak vier rondjes van tien kilometer in plaats van veertig rondjes om de kerk.”
Marijn: “We ging dan met een transportbusje. Of soms met de auto. We hebben zelfs een tijdje een camper gehad.”
Lars: “In onze jeugd waren we nooit de allerbeste. Ik behoorde wel tot de beteren, maar Marijn zat in het begin nog onder de middenmoot. Hij is doorgegroeid tot de beste Nederlandse belofterenner van het moment.”
Marijn: “Ik kreeg dan ook pas laat door dat ik talent heb voor wielrennen. Het was al heel wat dat ik ermee doorging, omdat ik nog onder die middenmoot zat. Maar ik vond het leuk om te doen en als het steeds een beetje beter gaat dan wordt het vanzelf nog leuker.”
Lars: “Marijn bleef fysiek lang achter bij zijn leeftijdsgenoten, maar als je 22 bent dan zijn die verschillen eraf. Als je veertien bent zijn die verhoudingen veel groter.”
Lars, jij ging in 2020 naar de opleidingsploeg van Groupama-FDJ en bent nu prof bij die ploeg. Marijn, jij bent in 2021 gevolgd naar de talentenploeg. Zijn jullie heel anders gaan leven als renner van Groupama-FDJ?
Lars: “Vanaf de junioren waren we al serieus, maar dan heb je nog school ernaast. Bij Metec werkte ik er ook nog naast. Als laatstejaarsbelofte ging ik naar Groupama-FDJ en wist ik: als het nu niet gebeurt, dan wordt het moeilijk. Toen ben ik vol ervoor gegaan en heb ik alles naast het wielrennen opgezegd.”
Marijn: “Voor mij is het niet anders. Dit jaar focus ik me volledig op fietsen. Ik heb getwijfeld of ik hiervoor wilde gaan, want het sociale aspect vind ik ook belangrijk. Maar het is leuk om te doen en ik merk dat het goed gaat.”
Lars, bij Metec had je nog het bedrijf schoenendroger.nl. Kun je uitleggen hoe dat is ontstaan?
Lars: “Als junior reed ik een race in Tsjechië en daar regende het heel de week. Schoenen nat, dag erna nog steeds nat. Kranten helpen ook niet als ze helemaal doorweekt zijn. Toen ik terugkwam zei ik tegen mijn vader: daar moet toch iets voor zijn? We zijn eens gaan kijken en kwamen vooral troep tegen. Daar ben ik samen met mijn vader iets mee gaan doen en via een vriend van mijn vader hebben we een product ontwikkeld. Ik was pas achttien, maar ben met het bedrijf gaan proberen er iets van te maken. Dan zat ik met Mantel of Duursport om de tafel om te onderhandelen over de prijs.”
Marijn: “Ik hielp ook mee, maar was niet zo betrokken als Lars. Ik was op dat moment nog bezig met mijn opleiding.”
Lars: “Het kostte net te veel energie en daarom heb ik besloten om het bedrijf vorig jaar te verkopen. Nee, bij Groupama-FDJ maken we geen gebruik van de schoenendrogers, maar genoeg profs hebben er eentje. Wie? Fabio Jakobsen, Niki Terpstra en Ramon Sinkeldam bijvoorbeeld. In San Sebastián kwam Koen Bouwman nog naar me toe of ik een nieuwe kon regelen.”
Uiteindelijk zijn jullie allebei als laatstejaarsbelofte voor jullie kans gegaan bij Groupama-FDJ. Hebben jullie daarover getwijfeld?
Lars: “Bij de opleidingsploeg moet je in Besançon wonen. Dat is best een stap, maar ik had er niet zoveel problemen mee. Ik weet dat Marijn langer heeft getwijfeld. Aan de andere kant ben je zoveel op pad dat je weinig in Frankrijk verblijft. Ik heb nooit ook maar een gevoel van spijt gehad. In de opleidingsploeg van Groupama-FDJ hebben drie Nederlanders gezeten. Het komt weliswaar niet vaak voor, maar het was gewoon een supermooie kans die zich voordeed.”
Marijn: “Ze willen een soort jeugdopleiding maken zoals in het voetbal bekend is. Als we op de service course in Besançon zijn hebben we twee keer per week een meeting. Daar praten we over van alles. Koers gerelateerde zaken, maar ook over doping of over het budget van de ploeg. Ik heb getwijfeld, maar het bevalt uitstekend.”
Lars: “Ik heb vergelijkingsmateriaal, maar veel verschil is er niet tussen de profs en de opleidingsploeg. Bij de koers staat nu een bus in plaats van een camper, maar qua trainers en begeleiding verschilt het weinig.”
Lars, jij hebt inmiddels een Giro d’Italia in de benen. Merk je dat je sterker bent geworden?
Lars: “Ja, toch wel. Niet meteen na de Giro, maar op het NK voelde ik me bijvoorbeeld supersterk. Al kwam daar geen goede uitslag uit. Wat ik begrijp van de ploeg is dat ze heel tevreden zijn. Ik krijg mijn kansen in kleinere wedstrijden, maar ze zien me voorlopig vooral als goede knecht. In die rol kan ik volgens de ploeg nog genoeg progressie boeken.”
Marijn: “Een gezonde vorm van jaloezie als ik hem zie in de WorldTour? Nee. Vooral trots. Daarbij is het een extra motivatie om op korte termijn die koersen ook te kunnen rijden. Ik heb het gevoel dat ik het niveau aankan. Ik heb op dit moment (9 augustus, red.) nog niets gehoord van de ploeg. Dat is jammer, want het houdt je toch bezig gedurende het seizoen. Ik probeer me vooral op de koersen te focussen. Als er niets geks gebeurt dan mag ik na de Tour de l’Avenir naar het wereldkampioenschap in Leuven. Dat parkoers moet me goed liggen. Ja, daar ga ik heen met als doel wereldkampioen te worden.”
Lars: “Ik denk dat je kan zeggen dat Marijn een type Colbrelli of Matthews is. Ik heb zelf nog steeds niet precies voor ogen tot wat voor renner ik wil uitgroeien. Ik ga bijvoorbeeld aan de ploeg vragen of ik volgend seizoen de heuvelklassiekers mag rijden en aan het einde van het jaar hoop ik op de Vuelta a España. Die start in Nederland en komt langs op tweehonderd meter van ons huis. Daar moet ik bij zijn.”
Laatste vraag. Als jullie even mogen dromen: wat is dan jullie droomzege?
Lars: “Een etappe in de Tour de France.”
Marijn: “Voor mij een Ronde van Vlaanderen of het wereldkampioenschap op een parkoers zoals dit jaar in Leuven.”
Interview: Tim Beck | Foto's: Cor Vos