Zijn motto is: ''Een dag niet gefietst, een dag niet geleefd.'' Rudi Peters uit Wichmond trapt ieder jaar minimaal 20.000 kilometers weg en fietst drie keer in de week 44 kilometer heen en 44 kilometer terug van zijn huis naar de kazerne in Harskamp, waar hij werkt. Of het dan sneeuwt of regent, deert hem niet. De vrijdag is tegenwoordig voor de kleinkinderen, maar iedere andere dag brengt hij toch minimaal anderhalf uur op zijn racefiets door. Wat drijft hem om op 63-jarige leeftijd nog altijd zo bezeten van de fiets te zijn?
Kwart voor zes vertrekt Rudi Peters op deze frisse woensdagmorgen in februari. Het KNMI voorspelt later op de dag aanhoudende regen, maar deze Achterhoeker heeft niet eens overwogen om een keer de auto te pakken. ''Mijn collega’s op de kazerne vragen op dit soort dagen of ik weer op de fiets ben. En dan glimlach ik als ik antwoord 'jazeker'. Er moet wel iets heel bijzonders zijn, wil ik één van de twee auto's op de oprit meenemen. Dat gebeurt nooit meer dan vijf keer per jaar.''
Meters maken
''Ik vind het gewoon heerlijk om het sporten met het reizen te combineren. Als ik dan 's ochtends over de A50 kom en twee van de drie keer de auto's zie stilstaan of in ieder geval traag vooruit zie komen, dan ben ik weer heel blij dat ik de fiets gepakt heb. Ook al is het nog zo koud. Als ik met de auto ga, doe ik er immers ook vijftig minuten over. Ik pak op die manier 88 kilometer op een dag. Soms breid ik de route nog wat uit door bijvoorbeeld over de Posbank terug te fietsen.''
''Honderd kilometer vind ik ook wel een mooi getal om te fietsen. Als ik ’s middags thuis kom, heb ik alweer gewerkt én gesport. Ik voel me daar fantastisch bij. Ook als ik vrij ben, dan fiets ik een kilometer of vijftig, zestig. Een dag niet gefietst, is een dag niet geleefd, zou ik haast zeggen. Eén dag sla ik over, dat is de vrijdag. Dan haal ik de kleinkinderen op. Dat gaat dan boven het fietsen, opa zijn is ook heel waardevol.''
''Anderen moeten nog wel eens knokken thuis om tijd vrij te maken voor het trainen. Als ik op zondagmorgen om negen uur niet weg ben, vraagt ze of ik niet moet fietsen die dag.''
De fiets en Rudi Peters horen al veertig jaar bij elkaar. Als kind uit een gezin van elf kinderen in Wichmond – vlak bij Zutphen – was er aanvankelijk geen geld voor een racefiets. En dus werd er gevoetbald. ''Maar toen we de jeugdteams ontgroeid waren, kwamen mijn teamgenoten steeds vaker met een kegel van de drank naar de wedstrijd. Ze misten mijn fanatisme en waren met andere zaken bezig. Ik ging naar een afscheidswedstrijd voor een paar medespelers en besloot spontaan dat het ook mijn afscheid was.''
Werk
''Via mijn werk als burger in het leger – ik verhelp problemen met wapensystemen op de schietbanen– leerde ik op mijn eerste kazerne in Eefde met Hans Veldhuis en Gerrit Mooi een paar wielerenthousiastelingen kennen. Die maakten samen lange ritten door Oost-Nederland. Ik ging aanvankelijk mee met een fiets met spatborden, maar besloot al snel een racefiets aan te schaffen. Niet veel later ging ik wedstrijden rijden. Als liefhebber waren er seizoenen bij dat ik twintig zeges wist te boeken. In 1992 waren daar drie klassiekers bij. Voor mij was het zaak om een topper te worden en te blijven, want anders zou ik stoppen.''
''Ik had een goede sprint in huis, maar ze wilden nooit met me wegrijden uit het peloton. Dus liet ik vaak eerst een kopgroep ontstaan en vervolgens sprong ik ernaartoe. Mijn vrouw Jennie ging mee en zei het me als de voorsprong twintig seconden was. Dan ging ik erop af. Dat gaf nog wel eens problemen met de samenwerking als ik eenmaal aangesloten was, maar ik heb toch veel wedstrijden kunnen winnen zo. Voor het geld deed je het niet, puur voor de eer.''
Einde carrière
''Mijn dochters Kim en Anouk zaten op stoeltjes langs de kant en kregen na afloop een ijsje of iets dergelijks bij de McDrive als we terug reden. Dan was ik tevreden. Ik heb tot net na mijn vijftigste gefietst. Ik reed de Ronde van Wichmond, bij mij in het dorp dus, en sloeg tegen de grond. Mijn dochter stond met de kleinkinderen aan de kant en opa had de fiets en het lijf kapot. Ik had er al langer over gedacht om met wedstrijden te stoppen, maar toen wist ik het zeker. Vanaf dat moment was fietsen puur nog hobby.''
''Toen ik nog trainde voor wedstrijden, zat ik alleen naar de weg en mijn tellertje te kijken.''
De wereld zag er anders uit, letterlijk en figuurlijk. ''Toen ik nog trainde voor wedstrijden, zat ik alleen naar de weg en mijn tellertje te kijken. Nu heb ik oog voor het wild dat ik 's ochtends vroeg op de Veluwe zie lopen. Geniet ik van het kasteel bij Zwiep, dat zo opeens tussen de bomen opdoemt. De oogkleppen zijn af gegaan, maar ik vind het nog altijd even heerlijk om op die fiets te zitten. Ik ben nog altijd lid van RTV Vierakker-Wichmond, gaf tot twee jaar terug trainingen en bemoei me als bestuurslid met allerlei zaken waar ze me nodig hebben.''
''De sponsoring bij de kasteelcross regel ik ook mede. Verder heb ik deze week nog geholpen met de kledinguitgifte voor het nieuwe jaar. Onze kleding is nog altijd rood, zwart, geel. Eigenlijk ontstaan omdat we met zes liefhebbers hetzelfde AGU-shirtje bestelden, maar de kleuren van bouwbedrijf Peters zijn zwart-geel, dus dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Ik organiseer al wielerrondes vanaf mijn 24e. Nu hebben we nog de Ronde van Vorden en in de winter de Kasteelcross van Vorden. We organiseren een paar tijdritten in het jaar. Ongezien heb je er heel wat uurtjes inzitten als bestuurslid, maar dat hoort er ook bij voor mij.''
Steun
''Wielrennen hangt aan mij. Ik ben geen man van drank en sigaretten. Een donker biertje zo nu en dan. Mijn geluk is dat mijn vrouw Jennie altijd achter mij gestaan heeft. Anderen moeten nog wel eens knokken thuis om tijd vrij te maken voor het trainen. Als ik op zondagmorgen om negen uur niet weg ben, vraagt ze of ik niet moet fietsen die dag. Ze verklaart me ook wel eens voor gek. Onlangs lag er sneeuw en ziet ze me toch weer op de fiets vertrekken. Ik vind dat juist een uitdaging. Dan kom ik bij Hoenderloo en dan ligt er nog een flink pak sneeuw, ben ik de eerste die erdoor gaat.''
''Op het werk heb ik een droogtrommeltje voor natte kleding, zodat ik ’s middags weer droog vertrekken kan. Zolang de gezondheid het toelaat – ik kom wel op de leeftijd dat mensen zo opeens weg kunnen vallen – blijf ik fietsen. En op training geef ik niet af als die 'jonge knapen' gas geven. Ook niet als we in Innsbruck omhoog rijden. Ik heb Alpe d’Huez beklommen in een tijd van 1.00.12. Dan baal ik nog van die twaalf seconden. Deze zomer ga ik naar de Vogezen.
''In tegenstelling tot veel anderen zit ik nooit op de roller of op Zwift. Dan denk ik: wat een watjes.''
''Vroeger had ik altijd een kilometertellertje, waar op 1 januari een nieuwe batterij in ging. Ik haalde en haal zo’n twintigduizend kilometer in het jaar, afgelopen jaar waren dat er nog tweeduizend meer. Ik vind Strava leuk, maar ben nooit aan het vergelijken. Ik geef iedereen duimpjes, als ze maar gefietst hebben. Aan het eind van het jaar ben ik altijd wel benieuwd naar mijn overzicht. In tegenstelling tot veel anderen zit ik nooit op de roller of op Zwift. Als het regent, zie ik dat wel veel gebeuren op Strava. Dan denk ik 'wat een watjes'. Als het moet, rijd ik er gewoon doorheen. En anders plan ik mijn rit op basis van Buienradar.''