Goud op WK Veldrijden in 1994
Friesland en veldrijden is niet zo’n gekke combinatie. Zo was de veldrit van Surhuisterveen jarenlang een vaste waarde op de veldritkalender. Gosse van der Meer en Leontie Bentveld houden nu de Friese eer in het veld hoog, maar nog niet zo lang geleden zorgde een andere inwoner van Friesland voor provinciale sportieve hoogtijdagen. Gretienus Gommers was bij de junioren en beloften internationaal een topper en was ook nog enkele jaren prof. Het sportieve hoogtepunt kwam al vroeg in die loopbaan met de wereldtitel bij de junioren op het WK veldrijden van 1994. Goud dat behaald werd in Koksijde. Ook in het zand, net als nu in Oostende.
"Ik ben een nuchtere Fries, maar natuurlijk doet het je wat om de regenboogtrui te verdienen en dan ook uitgereikt te krijgen".
“Vooraf was ik wel één van de favorieten. Dat kwam ook omdat het vreemde feit zich voordeed dat ik een derde WK in het veld bij de junioren mocht rijden. De beloftencategorie was net ingevoerd en in Nederland was ik net daarvoor bij deze categorie -23 Nederlands kampioen geworden door als eerstejaars verrassend Gerben van den Broek te verslaan. Maar de UCI had nog geen beloftenklasse en zo mocht ik het volgens de reglementen nog een keer bij de junioren proberen. Ik trof een parcours wat me lag, want ik hield van in het zand rijden. Toch zag ik mezelf niet als dé kanshebber. De Tsjech Kamil Ausbuher deed mee en dat was de titelverdediger. Voor mijn gevoel lag de druk vooral bij hem. De toenmalige bondscoach Martin van Dijk was niet van de lange voorbesprekingen. We moesten elkaar als Nederlanders– met name in de finale – niet dwars zitten, maar verder was het gewoon ieder voor zich.”
“Ik was slecht vertrokken, ik was niet helemaal bij de les toen het startschot klonk. Maar dat kon ik pareren in de lange strook op de weg en in de eerste bocht had ik de koppositie te pakken. Vanaf de eerste ronde waren we eigenlijk met drie renners in de aanval: Ausbuher, Ben Berden en ik. In de voorlaatste ronde viel Berden met pech weg. Ik wist dat ik beter door het zand reed in vergelijking met de Tsjechische titelverdediger en ik heb de hele wedstrijd heel gefocust gereden om zo foutloos mogelijk door de zandpassages te gaan. Door op kop te rijden nam ik het heft in eigen handen. Hij moest wat ruimte op mij toestaan en ik gaf hem de kans niet meer om terug te komen. Zonder veel om te kijken trouwens, ik heb daar echt mijn eigen race gereden die dag. Ik liet me ook niet afleiden door de gedachte dat ik wereldkampioen ging worden. Pas toen ik het asfalt op reed voor de laatste strook richting de finish en ik zag dat de kloof groot genoeg was, kwam het besef wel. Ik ben een best nuchtere Fries, maar natuurlijk doet je het wat om de regenboogtrui te verdienen en dan ook uitgereikt te krijgen. Dan ben je officieel toch de beste van de wereld in jouw categorie dat seizoen.“
"Die drive van vroeger, de focus ook om dingen tot een succes te maken, kan ik nu in mijn werk goed kwijt".
“Een dag of twee daarna werd je toch wel geleefd, verkeerde je in een soort roes. Plaatselijk Belang Kollumerzwaag had een huldiging geregeld en bij Otto Ebbens werd ik aan het einde van de winter voor het WK en NK gehuldigd. En het was natuurlijk flink in het nieuws geweest. Het was jammer dat ik maar een keer of drie in de trui mocht rijden. Als ik in België ging rijden, reed je gecombineerd met de profs en dan werd heel duidelijk verteld dat Paul Hereijgers alleen maar in dat tricot aan de start mocht verschijnen. Toch was die trui en het feit dat je altijd als wereldkampioen in de boeken komt, wel het mooiste moment uit mijn loopbaan. Tegelijkertijd weet ik ook nog wel dat ik dacht: ‘is dit het nu?’ Je bent de beste van de wereld geworden, maar het voelt niet heel anders dan een andere zege. Sterker nog: ik ben met zeges nog wel blijer geweest op het moment dat ik de streep passeerde. Als je onverwacht de zege pakt, geeft dat een euforisch gevoel. Nu wist ik dat ik het kon en maakte ik het waar. Knap, met een mooi resultaat als gevolg, maar het gaf me niet een soort superblij gevoel. Wat ik misschien vooraf wel verwacht had. Maar begrijp mij goed: ik ben nog altijd heel blij met de prestatie. Het heeft me veel gebracht. Het is iets om trots op te zijn. Laatst nog had ik een collega die erachter kwam dat ik een eigen Wikipedia-pagina heb. Dat maakt dan toch indruk. Veel mensen kennen me nog, juist vanwege die titel. Ook vind ik het nog altijd leuk om generatiegenoten als Sven Nys tegen het lijf te lopen en even bij te praten.”
“Bij de beloften kon ik voor mijn gevoel de lijn doortrekken. Ik behoorde wel bij de besten, maar trof vaak een aantal anderen die op de dag van het WK net even beter voor de dag komen. Wel was ik bijvoorbeeld nog vijfde in München in 1997. In Nederland won ik in 1997 nog eens de beloftentitel. De techniek was mijn troef, qua inhoud waren er sommigen simpelweg beter. Als prof ben ik nooit helemaal doorgebroken. Aan mijn fanatisme en inzet lag dat niet, maar het was een andere tijd, waarin ook andere factoren een rol speelden. Na enkele jaren bij VKS kwam ik bij het team van Rietveld te rijden. Die vond het eigenlijk ook prima als ik in eigen land in de nationale crossen voor de dag kwam en dat vond ik zelf ook aangenamer dan op achterstand gereden te worden in de topcrossen. Je sport om te winnen, dat was bij de jeugd zo en dat is zo gebleven. Ik heb in die tijd mijn eigen keuzes gemaakt en nergens spijt van gekregen. Ik veroordeel ook de renners niet die wel voor meer medische begeleiding kozen. Zoiets is een geleidende schaal, de sponsorbelangen zijn groot en het vak is loodzwaar. Voor mij was het op een gegeven moment goed geweest. Een liesblessure zorgde dat ik niet meer het niveau haalde wat ik wilde bereiken en toen vond ik het tijd te stoppen.”
“Inmiddels werk ik als vestingmanager bij BMN Bouwmaterialen. Die drive van vroeger, de focus ook om dingen tot een succes te maken, kan ik nu in mijn werk goed kwijt. Ik ben enkele jaren betrokken geweest bij de Omloop van de Kerspelen en heb enkele seizoenen Gosse van der Meer begeleid. Met hem keerde ik een paar jaar geleden terug naar Koksijde, waar toen een wereldbeker werd gereden. Ik moet zeggen dat het me wel iets deed, al heb ik dat niet direct aan de grote klok gehangen. Even weer terug zijn op de plek waar je achteraf gezien je grootste succes behaalde, Koksijde, die plaatsnaam blijft toch een beetje bij je horen. Maar verder vind je in mijn dagelijkse leven geen verwijzing naar Koksijde. Die band zit meer van binnen. Ik fiets zelf nog zover het werk het toelaat en ik train de veldritjeugd van mijn club WV Otto Ebbens. Wielrennen heeft me veel gebracht, maar het vervult nu geen hoofdrol meer in mijn leven. Voor mij is het goed zo.”
Foto's: Cor Vos