Inge van der Heijden kennen we natuurlijk vooral als veldrijdster. De renster uit Schaijk werd vorig jaar wereldkampioene bij de beloften-vrouwen in het Deense Bogense. Haar wegwedstrijden bij CCC-Liv staan vooral in het teken van de winter. Van der Heijden was er vroeg bij, want op haar achtste had ze haar eerste jeugdlicentie al.
“Voor mij stond het plezier bij de jeugd altijd voorop, het wordt later vanzelf serieuzer.”
Inmiddels rijdt Van der Heijden dus in een heus UCI Women's Team. Maar ze startte al heel jong in haar eigen regio, bij de Wielervereniging Uden. "Daar is geen clubhuis, maar er was vast een baantje bij het Bevrijdingspark, waar ze pionnen mochten neerzetten en zo konden aangeven dat er training was. Maar het was niet helemaal afgesloten. Mijn broers Bjorn en Maik die fietsten toen al, ik ben gaan mee trainen toen ik zeven was. En op mijn achtste – direct toen het mocht – reed ik al mijn eerste wedstrijd. En dat ben ik daarna eigenlijk altijd blijven doen.” De trainingen van WV Uden vormden vaste markeerpunten in de week. “We trainden op dinsdag- en donderdagavond, dat was de vaste clubtraining. Die is er eigenlijk heel lang ingebleven. Wel gingen we vanaf categorie vijf trainen op een industrieterrein. Daar reden we in een vierkantje, maar het was niet afgesloten, dus je moest wel uitkijken voor de vrachtwagens. Daar trainden we meer op snelheid. Want op dat parcours in het Bevrijdingspark was het draaien en keren. Daar kun je nooit hoge snelheid krijgen. Bij de nieuwelingen en junioren gingen die trainingen op het industrieterrein verder. Maar toen is de groep waarmee ik reed wel enigszins uit elkaar gevallen. We waren met 3 á 4 meiden, dat was niet voldoende om als groep klassiekers te rijden. Ik ben zelf naar De Jonge Renner gegaan, daar hadden ze een mooi wegprogramma. Ik ben daar nog steeds lid van. Maar mijn wedstrijden rijd ik bij CCC-Liv.”
Op de fiets naar Uden
Terug naar het begin. “Van ons huis in Schaijk naar Uden, dat was 25 minuten. We vertrokken rond half zes en dan trainden we van 18 tot 19.30 uur. De eerste tijd ging ik trouwens nog wel met de auto. Maar mijn broers Bjorn en Maik gingen er op de fiets naar toe en dan ging ik op de heenweg mee. Mijn moeder kwam dan met de auto naar de training en soms ging ik met haar mee terug en anders weer op de fiets. Zo kwam je ook aan je kilometers, want verder doe je ook nog niet veel aan trainen op die leeftijd. Later verandert dat. Ik train nu het liefst overdag als ik klaar ben met mijn werk bij CycleXperience. Met mijn broer Maik fiets ik veel, dat is ook wel handig. Groepstraining doe ik niet vaak meer. Dat was wel handig voor de snelheid, maar dat lossen we tegenwoordig dan weer op met trainen achter de scooter." Maar die beginperiode heeft zeker ook nog een warme plek in haar hart. “Bij zo’n club als WV Uden leerde ik veel mensen kennen, het was ook leuk om ’s avonds te trainen en elkaar te zien. Het draaide toch ook vaak om het spelen, we draaiden op de fiets om de pionnen heen. Of we deden estafette en werden opgedeeld in twee groepen. Wie het snelst rond was, had gewonnen. Ook gingen we oefenen met starten. Dat zijn toch leuke dingen, zo draaide het niet alleen maar om kilometers maken op de fiets Wat ik belangrijk vind, is dat de jeugd plezier beleeft aan het fietsen. Mijn neefje en nichtje fietsen nu ook in categorie 1. Als ik dan bij die wedstrijden sommige ouders zie…..die zijn dan zo fanatiek. Dat kind moet plezier blijven houden. Zo hoog als die druk daar al is, zo zou het niet moeten zijn. Ouders die zo fanatiek schreeuwen en schelden dat ze harder moeten fietsen. Zo’n kind stopt er straks gewoon mee omdat die het plezier kwijt raakt. Je moet die kinderen gewoon laten starten en als ze van de fiets afstappen, moeten ze gaan spelen. Bij mijn ouders ging dat gelukkig anders. Ik heb ook nog één jaar gehad dat ik het wegwielrennen niet leuk vond. Ik was soms bang om in een peloton te fietsen. Toen trainde ik alleen op de weg en heb ik verder alleen in de winter wedstrijden gereden in het veld. Nu vind ik het wegwielrennen wel leuker, ik ben nog steeds wat bang maar het is belangrijk voor de cross. Je kunt met die lange ritten op de fiets je duurvermogen heel breed maken."
"Je leert dan heel veel van hoe zo’n topper leeft en naar zo’n wedstrijd toeleeft"
Alles zat mee in Bogense
Van der Heijden bleef zich de afgelopen jaren gestaag ontwikkelen. Vorige winter beleefde ze het voorlopige hoogtepunt van haar loopbaan: in het Deense Bogense werd ze wereldkampioene veldrijden bij de beloften-vrouwen. “Veel mensen vragen nog steeds naar die laatste ronde van dat WK. Het was een spannende wedstrijd. Het was anders dan normaal. Je reed best lang met veel anderen samen. In de slotronde werd het nog belangrijker om voorin te zitten. Ik kwam als eerste over de schuine kant, maar Ceylin del Carmen Alvarado haalde me in op de afdaling. Ik merkte dat ik nog veel kracht had. De hele wedstrijd was er niet echt door gereden. Het was bepaald niet veertig minuten in het rood. Op de technische stukken reden we de anderen eraf, maar daar fiets je juist niet op je hardst. Op de rechte stukken, kwam alles steeds weer samen. Ik had energie over. Maar ik kon de anderen niet echt peilen of die ook goed waren of niet. In de laatste ronde was het alles geven, gewoon alles of niets. Ik zette een paar keer aan en ik zag Ceylin al om kijken. Ik kwam met veel snelheid achter haar aan. Op de laatste brug zat Ceylin op rechts, maar ik kon er op volle snelheid langs en net binnendoor steken op links. Het was mijn dag en alles zat mee. Dat was echt gaaf om een keer mee te maken.” De trui draagt ze met trots, maar helaas niet te veel in de wedstrijden. “Eigenlijk mag ik alleen op het NK en EK deze trui aantrekken. Met trainen en bij het inrijden mag ik wel in de regenboogtrui rond rijden. Ik vind dat wel jammer, maar het is nu eenmaal zo. Ze vinden dat er maar één in die trui mag rijden en dat is wereldkampioene elite Sanne Cant. Maar als ik dan kijk naar de wereldbekerwedstrijden, daar heb je ook een klassement en heb je ook twee witte truien rond rijden. Van de leidster elite en die van -23. Ik heb er ook over nagedacht of die truien niet iets kunnen afwijken, er kunnen veel dingen verzonnen worden. Zoals één in het zwart en ander in het wit. Het is jammer dat daar niets mee wordt gedaan. Maar misschien gebeurt het in de toekomst.” Doelen heeft ze ook deze winter. “Ik wil natuurlijk nog meer truien. Maar ik vind het ook heel belangrijk om de aansluiting te maken met de top bij de elite-vrouwen. Afgelopen jaar heb ik wel laten zien dat ik al meer aan hen gewaagd was in de laatste maand van de crosswinter, na het WK. Ik zou me steeds vaker in de top 10 willen vechten. Pieken doe ik naar de kampioenschappen, maar die aansluiting maken is heel belangrijk. Als dat lukt, is er al een doel bereikt. Ik denk nog niet specifiek aan winnen of podium rijden. Ik zou blij zijn als ik de aansluiting maak en verder leg ik me niet veel druk op. Ik zie wel wanneer ik weer een stapje verder kan maken."
Lessen van jeugdidool Vos
Ze rijdt in de ploeg met de renster waar ze als jeugdrenster zelf tegen op keek: Marianne Vos. “Marianne geeft altijd wel goede tips. We zijn samen naar de wereldbekers in het veld in de VS geweest vorige winter, dan ben je een paar weken bij elkaar. Je leert dan heel veel van hoe zo’n topper leeft en naar zo’n wedstrijd toeleeft. Ze geeft tips met parcoursverkenning. ‘Heb je dat gezien’, 'let daar op’, ‘dit zou je zo het beste kunnen doen’ hoor ik dan. Dat is voor mij prettig. Zij heeft zoveel meegemaakt. In de wedstrijden zelf konden we elkaar niet echt tot steun zijn. Het verschil tussen mij en Marianne was vorig jaar best groot. In februari kon ik beter met de besten mee, maar zij was na het WK gestopt. Aankomend seizoen komt het er wellicht van eens een gaatje voor haar te laten vallen, als ik weer een stap kan zetten.”
Foto's: Tim Buitenhuis en sportfoto.nl