Magazine

Kampala Cycling Club

februari 2019

Kampala is misschien wel een van de meest onwaarschijnlijke plekken om te fietsen. Toch vind je ook hier wielrenners, bijvoorbeeld bij Kampala Cycling Club. Een ‘gewone’ wielerclub, maar tegelijkertijd meer dan dat, én met een Nederlands tintje.

De wegen in de hoofdstad van Oeganda zitten vol gaten, het verkeer is chaotisch en staat bovendien vaak muurvast. In de volksmond wordt die permanente opstopping ‘the jam genoemd, een situatie die zich vooral op maandag en vrijdag voordoet en dan de hele dag kan duren. En er is nog iets: de stad aan het gigantische Victoriameer gaat meestal schuil onder een dikke laag smog.

"Als vrouw kom je in Oeganda sowieso veel weerstand tegen, maar als ik op de fiets zit valt dat allemaal even weg."

Marion Ayibali

Het is het gevolg van het drukke verkeer, van de talloze auto’s, matutu’s (busjes) en bodaboda’s (motortaxi’s) die in de heuvelachtige, bruingrijze straten continu door elkaar heen krioelen. Regels zijn er niet, stoplichten ook niet, behalve op een paar kruispunten op de meest drukke plekken in de stad waar voor de vorm vaak ook nog een verkeersagent staat. Inhalen gebeurt waar dat kan, links of rechts, met rijstroken houdt niemand zich bezig.

Deze omgeving is de natuurlijke habitat van de wielrenners van Kampala Cycling Club. Als één van de aanjagers van de lokale fietscultuur is het een van de bekendste van de pakweg twintig wielerverenigingen in Kampala, maar net als bij de meeste andere verenigingen is het aantal leden (zeventig) zeer bescheiden en zijn de middelen beperkt. Het clubhuis ligt midden in Lubya, een arme achterbuurt in het noordwesten van de twee miljoen inwoners tellende stad. Een paar kleine kamers, een gang, een toilet en een buitenplaatsje, meer is het niet.

Althans, meer wás het niet, want het nieuwe clubhuis is net klaar. Het tekent Kampala Cycling: er wordt gewerkt en er worden plannen gemaakt. Dat vergt investeringen, die zowel vanuit Kampala als Nederland komen – maar over dat laatste later meer. Laten we beginnen bij de man die meer dan wie ook heeft geïnvesteerd in de club: Yusufu Mbaziira, de oprichter, huidige hoofdcoach en vooral de drijvende kracht achter Kampala Cycling Club.

Local bike

Mbaziira (43), van origine automonteur, stapte in 1989 bij de wielerclub van de Kampalese wijk Kasubi (zijn ‘hometown’) voor het eerst op een racefiets. Het ging om een zogenaamde local bike, een fiets met een normaal stuur en slechts een paar versnellingen. Mbaziira gebruikte de huurfiets in eerste instantie om naar school te fietsen, maar hij kreeg de smaak te pakken en ging wedstrijdjes rijden. Daarmee verdiende hij wat geld en zo kon hij niet veel later zijn eigen fiets kopen. “Vanaf 1990 mocht ik meetrainen met de nationale selectie en reed ik een aantal lokale wedstrijden, en een wedstrijd in Kenya. Op diezelfde fiets, rijd ik nog altijd, want het was lastig om aan goed materiaal te komen.”

In de wedstrijden deed hij het – tegen jongens op racefietsen – goed genoeg om bij zijn toenmalige club Kasubi Cobs Cycling Club tot coach verkozen te worden. En daar bleek zijn hart bij te liggen. In 1998 startte hij met fietstrainingen voor kinderen, een jaar later kon hij een tweede fiets aanschaffen, waardoor hij meer kinderen kon laten trainen, en in 2000 richtte hij LYMPDA Cycling Academy (Lubya Youth ManPower Development Agency) op, een fietsacademie voor jongeren en kinderen. Het was de voorloper van Kampala Cycling Club.

"We hebben renners gehad met de meest onrealistische ideeën, bijvoorbeeld om naar Nederland te fietsen en daar te gaan racen."

Mbaziira

In de eerste jaren richtte Kampala zich vooral op wedstrijdwielrennen, maar halverwege de jaren 2000 veranderde die focus. Nu wil Mbaziirra vooral vrouwen en jongeren op de fiets krijgen en ze door middel van structuur en perspectief bieden, plus een veilige omgeving waar men zichzelf kan zijn. Ze leren fietsen, maar krijgen ook onderwijs of werk, ze rijden wedstrijden maar leren ook verplichtingen na te komen en samen te werken, ze gebruiken materiaal van de club, maar moeten dat ook onderhouden.

Buurthuis

De maatschappelijke relevantie van Kampala Cycling blijkt uit het verhaal van Marion Ayibali (29), een lokale wielerheldin die in 2010 de eerste vrouwelijke sporter was die Oeganda vertegenwoordigde bij de Commonwealth Games. Beginnen met wielrennen was niet makkelijk, vertelt ze. “Veel mensen hier vinden dat vrouwen niet moeten fietsen, maar dat vind ik onzin. Als vrouw kom je in Oeganda sowieso veel weerstand tegen, maar als ik op de fiets zit valt dat allemaal even weg. Dan voel ik me ontspannen, en nu kan ik zelfs een voorbeeld zijn voor anderen.”

Mbaziira onderschrijft haar verhaal. “We hebben nu acht vrouwen bij het team en een speciale damescoach, maar het blijft lastig om vrouwen bij het team te krijgen. Daar wordt al snel over gepraat en dat willen de vrouwen niet. Marion kreeg eerst te maken met agressief gedrag. Een vrouw in wielerkleding, de mensen vonden dat niet kunnen. Toch gingen er na Marion meer vrouwen fietsen. “Vrouwen staan hier op het tweede plan en ze schikken zich daar gewoonlijk in, maar dat kan veranderen door het fietsen. Het geeft ze meer zelfvertrouwen. Wielrennen is voor iedereen, dat willen we laten zien.”

Op dezelfde manier zet Mbaziira zich ook in voor jongeren. De club biedt onderwijs (in de vorm van lichamelijke opvoeding en beroepsopleidingen) en structuur en renners leren samenwerken en verantwoordelijkheid te nemen. De kinderen brengen veel tijd door bij de club, die zo als een soort buurthuis functioneert. Dat komt ook doordat bij de trainingen ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ geldt als het aankomt op het uitkiezen van de fietsen. Zo kan het gebeuren dat het gebouwtje drie uur voor de training al gevuld is met klierende jongetjes, en uiteindelijk de kleinste ventjes op de grootste – maar beste – fietsen zitten. Kwaliteit is het belangrijkst, of de fiets ook past is van ondergeschikt belang.

Mijd de dorpen

Natuurlijk wordt er ook gewoon getraind en gekoerst. Van de zeventig leden zijn er achttien die tenminste drie keer per week trainen, de harde kern waar Mbaziira zich op focust. Negen van die renners rijden ook wedstrijden en vier ervan zitten zelfs bij de nationale selectie. Naast Marion zijn dat Amina (14), Hadijah (16) en Dennis (19). Onder leiding van twee coaches trainen zij vijf dagen per week en rijden in het hele land – en soms ook in Kenya en Rwanda – hun wedstrijden. Vaak zijn die wedstrijden in de steden, of heen en weer tussen twee steden. Zo wordt er vanuit Kampala vaak heen en weer gereden naar Jinja, een stad 80 kilometer verderop.

"We organiseerden een omnium met korte spectaculaire wedstrijden. Er waren dertien fietsen, de start- en finishstreep werd gemaakt van meel."

Mbaziira

Het concept: pak de beste asfaltweg die er is, volg die zo lang mogelijk en mijd de dorpen (daar liggen nogal venijnige drempels) voor zover dat kan. Op gravel wordt bijna niet gereden. Zoals gezegd is koersen echter niet meer de grootste prioriteit van de club. Mbaziira: “We hebben renners gehad die een paar jaar bij ons reden, maar de club puur voor hun eigenbelang wilden gebruiken. Ze hebben ook vaak onrealistische ideeën, bijvoorbeeld om naar Nederland te fietsen en daar te gaan racen. Hoe kan ik daar komen?, vragen ze dan. Je moet het echter rustig opbouwen. Daarom focussen we nu vooral op de jongeren, kinderen onder de zestien jaar.”

Nederland

Het grootste probleem voor de club is dat er nauwelijks inkomsten zijn. Daardoor missen de renners grote wedstrijden zoals de Afrikaanse Kampioenschappen, want die kosten geld, en ontbreekt het ze op den duur aan moraal. Om het probleem op te lossen probeert de club zelfvoorzienend te zijn en is het fietskoerierbedrijf Kampala Cycling Couriers opgericht. Daarnaast biedt de club in samenwerking met lokale hostels city tours aan voor toeristen, met Mbaziira als een van de gidsen. Het initiatief voor beide projecten komt uit Nederlandse hoek, en om die link met Nederland uit te leggen gaan we terug naar 2006. In dat jaar kwam Mbaziira in contact met Conrad Alleblas, een voormalig semi-professionele schaatser en wielrenner die destijds als plaatsvervangend directeur werkzaam was voor ontwikkelingsorganisatie Right to Play.

Alleblas herinnert zich de ontmoeting nog goed. “We deden in Oeganda een coach-to-coach-training en Yusufu, die in 2002 al had deelgenomen aan een coachtraining van Right to Play, kwam aan op zijn racefiets. Dat was voor mij verrassend, want ik had geen idee dat daar gefietst werd. Dus ik zei tegen hem: na de training gaan we het over wielrennen hebben. Dat vond hij heel erg leuk. Hij was al veel met wielrennen bezig, was naar Australië geweest voor de Commonwealth Games, organiseerde wieleractiviteiten en wedstrijden. Kampala Cycling bestond al, maar hij wilde het nieuw leven inblazen en het wielrennen voor vrouwen en meisjes ontwikkelen. We hebben de maanden dat ik er was benut om van alles door te spreken: trainingsprogramma’s, voeding en materiaal tot de organisatie van wedstrijden en het aanbod voor verschillende categorieën en doelgroepen.”

Alleblas wilde Kampala Cycling onderdeel van Right to Play maken, maar toen dat niet lukte besloot hij de club zelf te ondersteunen, samen met zijn partner Jamillah van der Hulst en wielertrainer Jacques Helderop. “Later dat jaar, in augustus, hadden we een officiële kickoff. We organiseerden een omnium met korte spectaculaire wedstrijden, op een kort stuk weg zodat alles voor de toeschouwers goed te volgen was. Er waren dertien fietsen, waaronder een paar transportfietsen, dus die moesten ‘s ochtends nog worden omgebouwd: stuurtje omdraaien, bagagedrager eraf, andere trappers erop, spatborden eraf en dan was het een racefiets.

De start- en finishstreep maakte Yusufu met meel. Bij de warming up gingen er al twee fietsen kapot en was er een zware valpartij, dus we zijn de wedstrijd uiteindelijk met tien fietsen begonnen. We hadden zowel voor mannen als voor vrouwen een afvalkoers, achtervolging, tijdrit en een ploegentijdrit. Langs het parcours stond een paar duizend man publiek. Het was echt heel gaaf, en het gaf ons allemaal veel energie.”

Alleblas zette zijn schouders eronder en zette zich in voor het opleiden van lokale wielercoaches, het mogelijk maken van deelname aan koersen in het buitenland, beter materiaal en het opknappen en uitbreiden van het clubhuis. Met de oprichting van de Nederlandse stichting Kampala Cycling werd het project in 2009 officieel. Al snel werd de KNWU partner en via die organisatie haakte ook Thorwald Veneberg (de huidige KNWU-directeur én voorzitter van de Stichting Kampala) aan. “Toen kwam er geld beschikbaar en daarmee konden we een opleiding voor coaches financieren. Daarnaast konden we in 2011 zo’n 70 fietsen en allerlei materiaal en kleding naar Kampala versturen nadat we via de KNWU een oproep voor kleding en materiaal hadden gedaan. Ook konden we investeren in de uitbreiding van het clubhuis om daar de fietsen in te kunnen onderbrengen, en in 2010 konden we twee dames naar de Commonwealth Games laten gaan. Dat was fantastisch”, aldus Veneberg.

Hoofdsponsor

Er kwam nog meer versterking uit Nederlandse hoek. In 2014  haakte Lola Bikes & Coffee aan, een fiets- annex koffiezaak op het Noordeinde in Den Haag. De eigenaren Arthur Wieffering en Reinier Hamel vonden Kampala een mooi doel en wilden graag Kampala-koffie maken met bonen uit Oeganda. Zo werd Lola min of meer hoofdsponsor.

Bovendien kwam ex-fietskoerier Wieffering op het idee om bij Kampala Cycling een koerierstak op te zetten, met als doel de beste renners een betaalde job te bieden waarbij ze tegelijkertijd zouden kunnen trainen. Eind 2015 leidde fietskoerier Joeri Scholte ter plekke vier koeriers op en wist hij een aantal lokale organisaties en de Nederlandse ambassade als klant te werven. De ambassade werd bovendien founder en stond garant voor de eerste paar maandsalarissen en een paar ’Bullit’ cargobikes. Kampala Cycling Couriers was een feit.

"Fietsen heeft voor de mensen in Kampala uiteindelijk nooit prioriteit, werken is altijd belangrijker."

Alleblas

Inmiddels draait het bedrijf min of meer zelfstandig. In principe moeten alle renners van Kampala minstens een dag per week fietskoerieren, zegt Mbaziira. “Zo trainen ze en kunnen ze tegelijkertijd wat verdienen. ’s Ochtends trainen, daarna werken, of andersom. Inmiddels wordt onze service steeds beter. Het begon met twee klanten en nu zijn dat er 11. Het is een dienst met meerwaarde, want met de auto doe je in Kampala anderhalf uur over 4 kilometer en met de fiets maar twintig minuten. De fiets is echter het vervoersmiddel van de lagere sociale klasse, als je status wilt hebben moet je in een auto zitten. Daarom zit de stad ook zo dicht, er wordt niet nagedacht over alternatieve reisvormen. De koeriers laten zien dat het anders kan en dat is hard nodig.”

"Het koerieren op zich blijft lastig", zegt Alleblas. “Dat komt vooral door de cultuur, het is voor de lokale jongens lastig om klussen binnen te halen. Het is heel moeilijk om een zaak binnen te stappen en te vragen of ze iets te bezorgen hebben. De bedrijven die het goed doen, worden vaak door blanken gerund en de koeriers komen uit Lubya, een van de armste wijken van Kampala. Daar zit een klassenverschil, en dan stap je niet zomaar binnen.”

De mensen dáár

Het koeriersbedrijf blijft in ieder geval een speerpunt van de stichting, net als het ondersteunen met het sportieve programma en het professionaliseren van de werkplaats. Ook die laatste twee punten blijven een uitdaging, zegt Alleblas. “Fietsen heeft voor de mensen in Kampala uiteindelijk nooit prioriteit, werken is altijd belangrijker. Het is dus lastig om lokale coaches te vinden die zich structureel inzetten, tenzij je ze kunt betalen.

Materiaal is altijd een probleem. Er is een tekort en wat er is gaat door de slechte wegen en het stof snel kapot. Zo staat bijvoorbeeld een van de cargobikes werkloos aan de kant omdat ze de onderdelen niet hebben. Daarom is die werkplaats zo belangrijk: behalve dat de renners er werkervaring kunnen opdoen en wat geld verdienen, kunnen ze ook het materiaal beter onderhouden.” Inmiddels heeft de werkplaats een upgrade gehad, maar er is nog een gebrek aan gereedschap en reserveonderdelen.

Al met al blijft het doel helder voor Alleblas: “De mensen van Kampala Cycling hebben zo veel plezier als ze op de fiets zitten, ook al is het een rammelbak. Dat is voor ons altijd de drijfveer geweest om de club te ondersteunen. We willen de renners het gevoel geven dat ze ergens bij horen en ervoor zorgen dat ze wedstrijden kunnen rijden. De laatste tien jaar is dat altijd goed gelukt en dat willen we graag zo houden.” Het is diezelfde motivatie die Mbaziira heeft, en waardoor Alleblas op zijn beurt geïnspireerd raakte: “In 2010 was Yusufu in Nederland voor een werkbezoek om te zien hoe wij hier wielerevenementen organiseren. Op een dag ging hij naar wielenbouwer Edco in Den Bosch en toen ik hem aan het eind van de dag weer ophaalde zeiden ze: ‘We willen Yusufu een contract aanbieden’.

Binnen een dag had hij het in z’n vingers om die wielen te spaken, zo strak als maar kan – dat hadden ze nog nooit gezien. Dat kan hij omdat hij in Oeganda alles zelf moet doen. Maar Yusufu zei: ‘Ik ga terug naar Oeganda en wil daar verder aan de club bouwen’. Hij wil de gemeenschap versterken door sport. Dat spreekt ons heel erg aan in Yusufu: hij wil altijd investeren in de mensen dáár. Hij draagt echt iets bij, en we vinden het heel bijzonder dat hij beslist om in Oeganda te blijven.’ In de woorden van Yusufu: not all can afford to buy a bike but all can bike. Fietsen is voor iedereen.

Tekst: Elias de Bruijne /// Foto’s: Yusufu Mbaziira /// Door: Fiets Magazine

Wij plaatsen functionele cookies om deze website naar behoren te laten functioneren. Daarnaast vragen we je toestemming om analytische cookies en marketingcookies te plaatsen. Daarmee meten we het gebruik van deze website en kunnen we ons aanbod beter afstemmen op jouw voorkeuren. Deze cookies verzamelen persoonsgegevens. Geef hieronder aan welke cookies je wilt accepteren. Meer weten? Bekijk onze privacypagina.