Zoals iedere instantie die niet aan struisvogelpolitiek wil doen, heeft ook de internationale wielerbond UCI aandacht voor klimaatproblemen. Men heeft een werkgroep duurzaamheid en daarin heeft Marianne van Leeuwen zitting. Zij vertegenwoordigt daarin de KNWU, waar ze als hoofdbestuurslid actief is.
Toen de UCI zich committeerde aan het voornemen van de VN om de sport in zijn totaliteit te verduurzamen, was Van Leeuwen één van de eersten die aanhaakte. Toen was en nu is haar aanwezigheid in de bewuste UCI-werkgroep heel vanzelfsprekend. Ze realiseert zich dat er én haast geboden is met het verduurzamen van de wielersport én dat nog altijd niet iedereen doordrongen is van de ernst van de zaak. “We hebben nog negen jaar als maatschappij om te voorkomen dat er een punt is dat we niet meer terug kunnen, die tijd moeten we gebruiken om belangrijke drama’s te voorkomen. Als ik dan zie hoeveel weerstand er nog was bij de maatregelen om bidons op bepaalde plekken in te zamelen en die niet meer lukraak in de natuur te laten verdwijnen, dan realiseer ik me dat we in deze sport ook nog wat aan bewustwording moeten doen. In het geval van de bidons ligt het vrij simpel. Elk jaar verbruikt een wielerteam 25.000 tot zelfs 60.000 bidons per jaar. Het moet toch mogelijk zijn dat aantal fors naar beneden te brengen en zo een bijdrage te leveren aan het produceren van minder afval? En ook het gebruik van twintig sets wielerkleding per renner is iets om aan te denken. Dat zijn vrij simpele dingen, waarmee je als team en renner al een mooie stap kunt zetten naar een meer duurzaam leven. We zitten middenin een klimaatcrisis, er staat de komende jaren ontzettend veel te gebeuren, dan kan het toch niet zijn dat het peloton volledig met iets anders bezig is? Een moderne renner mag zich best bewust zijn van zijn ecologische voetafdruk.”
Een andere belangrijke stap om te zetten is het terugdringen van reiskilometers, zo meent Van Leeuwen. “Er is wel eens uitgerekend dat er zes voertuigen per renner op weg zijn, voor, tijdens en na een koers. Dat moet minder kunnen. Maar denk ook aan al die transfers die gemaakt worden in een seizoen om naar een ander continent te reizen om te koersen. En dat soms meerdere keren in een jaar. Dat moet efficiënter kunnen en misschien moeten we wel helemaal niet meer telkens op andere continenten willen koersen. Vervoer is immers één van de grote oorzaken van milieuvervuiling. Minder vliegen en meer vervoer per treinen kan een oplossing zijn. En het zoeken naar alternatieven voor dieselgeneratoren bij wedstrijden ook.” De werkgroep duurzaamheid is ook weer niet helemaal een roepende in de woestijn. “De roep om verandering komt ook wel degelijk van renners, van wie er ook steeds meer vegetarisch of veganistisch eten. In Nederland valt te denken aan oud-beroepsrenners Bram Tankink en Maarten Tjallingii die zich inspannen voor meer duurzaamheid. Onze planeet is ziek, we hebben minder dan tien jaar om te zorgen dat de aarde niet meer dan 1,5 graad opwarmt de komende jaren. Het Akkoord van Parijs is iets waar heel veel landen zich aan gecommitteerd hebben, de UCI en daarmee de KNWU ook. We zullen allemaal offers moeten brengen en ons in moeten spannen om die doelen te halen. Het is ook voor de renners zelf. De gevolgen van het klimaat zijn net zo goed voor hun rekening. Denk aan de hitteprotocollen en de ongezonde lucht die zij soms inademen als zij koersen of trainen. Zij doen dit ook voor zichzelf.”