Als juniore was ze wereldkampioene op de BMX en in 2016 wist ze tot de Olympische Spelen door te dringen in deze discipline. Ze behaalde podiumplaatsen in wereldbekers en was een vaste waarde in de Nederlandse topsportselectie. Merle van Benthem zette vorige zomer echter een dikke punt achter de sport waar ze van jongs af aan in uitblonk. Maar als het aan haar ligt, is de topsportwereld nog niet klaar met de Hengelose. Ze hoopt als baanrenster de Olympische Spelen van Parijs te halen. ‘Ik ben 28, maar ik voel me in de bloei van mijn leven.’
"Ik ben 28, maar ik voel me in de bloei van mijn leven"
BMX en Van Benthem. Het was een vertrouwde combinatie voor de Twentse, die niet ver van haar ouderlijke woning bij het Twentse Ros de eerste kneepjes van het BMX-vak al leerde op vierjarige leeftijd. Ze denkt met plezier terug aan de jaren waarin ze deel uitmaakte van het internationale circuit en alle contacten die ze opdeed. Maar ze was nadrukkelijk aan een nieuwe uitdaging toe. ‘’Ik had al eerder dit jaar gezegd dat het mogelijk de laatste Spelen zouden worden voor mij op de BMX. Ik was mentaal en fysiek op na alle blessures die ik de afgelopen jaren had. De klappen van al die bulten hadden zoveel impact op mijn lichaam. Als je daar continu last van hebt, gaat dat ook mentaal een rol spelen. Uiteindelijk heb ik me niet gekwalificeerd voor Tokyo. We hadden met vijf Nederlandse vrouwen kansen om daar naar toe af te reizen, we hadden allemaal in wereldbekers op het podium gereden. Net op het kwalificatiemoment ging het bij mij niet lekker en daar reed Merel Smulders supergoed. Dus het was logisch en terecht dat zij ging. Ik heb daarna nog een paar weken op de BMX gezeten , maar wel met het idee in het achterhoofd dat ik iets anders wilde. Ik heb contact opgenomen met hoofdcoach Jan van Veen en vervolgens met tijdelijk sprintcoach Nils van ’t Hoenderdaal of ik mee kon trainen met de talentengroep van de baasprinters. Dat mocht. Sindsdien ben ik verkocht. Ik heb nog een paar weken de combi BMX-Baan gedaan, maar dat werkte niet. Het WK BMX kwam er nog aan, maar ik kon het mentaal niet meer opbrengen, ook omdat dit al in mijn achterhoofd zat en ik het risico op nieuwe blessures wilde vermijden.’’
Hoewel veel topsporters haar voor gingen in die switch van BMX naar baansprinten, met olympisch kampioenen Elis Ligtlee, Harrie Lavreysen, Roy van den Berg en Jeffrey Hoogland voorop, kwam ze ook wel vooroordelen tegen in haar oude wereldje over die andere sport. "Sommige teamgenoten zeiden ‘baanwielrennen wat vind je daar nu leuk aan? Dat is dom rondjes rijden.’ Maar dat is het helemaal niet. We hebben elke dag wel een andere training. Maandag deden we starttraining, op woensdag oefenden we de 500 meter en vandaag op vrijdag ging het om het doorversnellen. Dus er staat elke keer wat anders op het programma. Ik houd van die snelheid en zo hard mogelijk gaan. Hier komt dat helemaal tot zijn recht. Vanaf het moment dat Willy Kanis ooit overstapte naar deze sport, dacht ik al ‘dat wil ik ooit ook’. Shanne Braspennincx is één van mijn beste vriendinnen en die heeft me ook enorm geïnspireerd. Ik had wel af en toe een keer op de baan gereden. Maar ik had er nooit serieus op getraind echt met een doel. Dat is superleuk om nu wel te doen. Ik verbeter me nog elke week.’’
"Ik vond de Track Series echt superleuk om te doen"
Starten en blijven trappen
Er zijn overeenkomsten tussen de twee sporten, met de snelheid voorop, maar verschillen zijn er ook. "Wat voor mij echt een ‘mindfuck’ was. is dat het starten zoveel kracht kost. In de BMX ben je direct weg en door de startheuvel heb je ook meteen snelheid. En hier ben je na een halve ronde pas op snelheid. Het is heel hard werken. Het verzet is veel zwaarder. Maar de krachttraining is hetzelfde, we hebben ook dezelfde krachttrainer. Maar het bijzondere is: in het krachthonk ben ik juist nog heel erg vooruit gegaan in mijn prestaties. Omdat ik al zo lang blessurevrij ben – vijf maanden is voor mij al heel lang. De afgelopen weken heb ik me daar telkens weten te verbeteren. Mijn lichaam voelt veel beter aan nu, er zit echt nog meer in. We maken grapjes dat ik de oma van de groep ben, natuurlijk ben ik met mijn 28 jaar ook tien jaar oudere dan sommige anderen, maar ik voel me echt als herboren. Ik heb zoveel energie gekregen, ik voel me jonger dan ooit. In de BMX-tijd had ik vaak al pijn als ik uit bed kwam. "Een ander verschil is ook nadrukkelijk aanwezig. ‘’Voor mij is het wennen dat ik nu zoveel moet trappen. In BMX trap je en heb je een bult, trap je en maak je weer een sprong. Hier is het continu druk zetten op die pedalen, dat is echt een groot verschil. De tweede training die ik mee deed, heb ik boven de prullenbak gehangen, zo’n omschakeling is het. Ondanks het kotsen en de spierpijn voelt het heel goed. Het is veel afzien, maar dat is juist het mooie eraan. Je ziet jezelf nog verbeteren. Die stappen zullen ooit minder groot worden, maar ik streef er wel naar om mezelf te blijven verbeteren.’’
Ondertussen heeft ze haar eerste wedstrijden gehad: de Track Series en het NK Teamsprint (waar ze zilver won met haar ploeg). "Ik vond de Track Series echt superleuk om te doen. Maar ook confronterend. Ik moest een sprint rijden, dat had ik nog nooit in een wedstrijd gedaan. Ik had wel filmpjes gezien en dacht ‘dat doe ik wel’. Maar toen stond ik daar en toen wist ik het even niet meer. Ik nam geen initiatief. Na afloop vertelden mijn teamgenoten en de mensen van de jury hoe ik het beter kon aanpakken. De tweede rit ging al beter. Je maakt natuurlijk wat fouten. Mijn eerste keirinronde heb ik dan juist weer gewonnen. Ik zag een gat, maar ik wist niet helemaal zeker of ik er gebruik van mocht maken. Maar ik kon zo het sprintersvak induiken en het afmaken. Ik vind het heel leuk om te leren van mijn jonge teamgenoten als Lonneke Geraerts en Kimberly Kalee. Maar ik kan hun in het krachthonk weer dingen bijleren en ook motiveren.’’
"Parijs is mijn doel. Of het realistisch is dat weet ik niet"
Doel is Parijs
Hoeveel plezier ze nu al heeft, het doel verliest ze niet uit het oog. ‘’Ik denk dat ik de Olympische Spelen Parijs kan halen als baansprintster. Ik heb een lange weg te gaan, ben nog niet snel genoeg. Maar ik ga er gewoon vol voor. Zo af en toe denk je na het neerzetten van een tijd ‘oh dat is nog wel heel ver verwijderd van de toptijden’, maar je rijdt er soms ook zo een halve seconde van af. Ik heb niet echt een termijn gekregen waarin ik me moet bewijzen, ik doe mijn best. Ik wil zo snel mogelijk naar de topsportgroep en vanaf daar verder kijken. Parijs is mijn doel. Of het realistisch is dat weet ik niet. Het is heel kort dag en ik denk dat ik nog een tijdje nodig zal hebben, ik kan nog veel leren van de talenten. In de topsportgroep ligt het niveau nog hoger, ik ga proberen dat verschil zo snel mogelijk dicht te rijden.’’ De start op de teamsprint is haar beoogde specialiteit. "Het is fijn dat Nils van ’t Hoenderdaal mij daarbij kan coachen. Dat is één van de beste starters van de wereld, het is superfijn om het van hem te leren. Ook de topsportgroep geeft aan dat ze er nog echt mensen bij zoeken. Als Kyra Lamberink een keer geblesseerd of ziek is, moet er iemand zijn om het over te kunnen nemen, hopelijk word ik dat. Ik ben 28, maar ik voel me alsof ik in de bloei van mijn leven ben."