Hij werd in recordtempo prof, maar dat avontuur was even snel weer voorbij voor Eelke van der Wal. Na zijn wielerloopbaan kwam er een nieuwe uitdaging op zijn pad: inmiddels is hij alweer tien jaar coach van de paralympische wielrenners. Eén van de meest succesvolle disciplines van de KNWU, maar Van der Wal is niet de bekendste coach. Tijd voor een nadere kennismaking.
Eerst maar eens terug naar het begin: in 2004 en 2005 was Van der Wal beroepsrenner bij BankGiroLoterij en Shimano Memory Corp. De jaren daarna reed hij op continentaal niveau bij Fondas en Krolstone. “Die eigen loopbaan is bij mij kort en krachtig geweest, ik ben als 21-jarige voor het eerst begonnen met wielrennen. Dat deed ik bij de club Otto Ebbens, waar ik een jaar in de clubcompetitie heb gereden."
"Mijn eerste echte leermeester was wijlen Gerrie Takens, dat was in mijn tweede jaar bij Moser-AH. Ik heb veel van de basisbeginselen geleerd van Gerrie en ook van verzorger Jan Timmer, zo snel als dat kon in een jaar. Direct daarna werd ik prof bij BankGiroLoterij, toen heeft Piet Hoekstra dat stokje overgenomen. Dat zijn de mensen die mij wegwijs maakten in het wielrennen.”
Kort maar krachtig
“Het was al met al een kort avontuur en dat was jammer. Zeker als je zelf van mening bent dat er wel meer in had gezeten. Maar ik moet ook realistisch zijn: ik ben een grote jongen, een zware jongen, dus in de WorldTour was het waarschijnlijk ook niet wat geworden. Ik heb veel geleerd en ik heb vrede met de situatie. Het is een hele mooie tijd geweest. Ondanks dat het een soort snelkookpanervaring was, die twee jaar, maar ook dan kun je er toch ook heel veel uithalen. Er was de veronderstelling in mijn tijd, dat je alles weet als je eenmaal prof bent. Maar als je net begonnen bent, is dat een verkeerde aanname.”
“Ik heb in het begin van mijn loopbaan als coach wel eens gezegd: “ik weet niet of ik een goede coach ben, maar ik weet wel hoe het is om vanuit het niets prof te worden.” Je bent jong, er is een bepaalde verwachting van je, maar de gehele ontwikkeling moet zich nog wel voor doen. Ik denk dat ik dat als coach wel goed heb gedaan, dat ik mijn sporters de ruimte heb gegeven voor die ontwikkeling.”
Niet zien aankomen
“Ik kende Thorwald Veneberg vanuit het profwielrennen, vanuit het Maastrichtse. Hij polste me namens de KNWU voor mijn huidige baan. Ik had de ALO (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) afgemaakt, al voordat ik profrenner werd. Was prof op de weg geweest en reed ook op de baan. Daarmee had ik alles wat op de CV gevraagd werd. Ze zochten ook iemand die het allemaal zelf wilde uitzoeken. Dat paste precies bij me, dat was in 2009. Nee, die vraag van Thorwald had ik niet zien aankomen. Het was een avontuur waar ik in stapte, maar wel één waar ik heel veel zin in had. En ik heb nooit spijt gehad van die stap.”
"Ik denk dat ik als coach mijn sporters de ruimte heb gegeven voor ontwikkeling"
“In het begin was ik mijn eigen ondersteuning, was ik tegelijkertijd bondscoach en bureaumedewerker. De stand van zaken stond op -2, niet eens op nul. Er waren al wel renners, dat was een begin. Maar het was vooral veel zelf uitvogelen. Natuurlijk wel met de steun van het NOC*NSF waar het paralympische sporten heel serieus wordt genomen.
De KNWU was één van de eerste bonden die de paralympische sporters weg ging halen bij Gehandicaptensport Nederland. De sport nam een vlucht. Dat ik dat voor het wielrennen mocht gaan invullen, vond ik mooi. Ik heb dat ook goed gedaan denk ik, maar dat had een ander misschien ook kunnen doen. Als iemand er op dezelfde manier voor gegaan was, zoals ik dat al bijna tien jaar met veel passie doe. Dat was ook nodig, want mijn to-do-lijst was altijd voor mezelf. Nu is het anders. Delegeren kun je leren, zeggen ze altijd. Dat is mij gelukt.”
Opleidingsmodel is ballon
“Het was in die beginfase een kwestie van eerst de sporters scouten, dan de opleiding opzetten en oogsten. In sport werk je vaak met een pyramide-model, waarbij je vanuit een brede basis een aantal toppers overhoudt. Dat trachtten wij ook te doen, maar we hebben met een kleine groep te maken. Bij ons lijkt het opleidingsmodel meer op een ballon. Als we goede mensen hebben gevonden, nemen we ze aan de hand en gaan we proberen het hoogst mogelijke te bereiken. We werken met mensen die de voorwaarden hebben om succesvol sporter te zijn. Globaal is omschreven wat voor kwaliteiten men moet hebben."
"Er is nu veel meer kennis en ondersteuning"
“In het begin vormden we als begeleidingsteam vooral een drie-eenheid. Het team bestond ook uit fysiotherapeut/soigneur Marsha Tijssen en mecanicien Martin Boomkamp. Dat waren al mensen van een ander kaliber, dat waren allemaal mensen die een gespecialiseerde opleiding hadden genoten. Die ook van aanpoten wisten. We hebben tot de Paralympische Spelen van Rio onze ziel en zaligheid in deze groep gestopt. Dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Wij waren aanvankelijk de enige schil om de sporters heen waar het om begeleiding ging. Maar er is een arts bijgekomen, een embedded scientist, een krachttrainer een voedingsdeskundige en een psycholoog. Er is veel meer kennis en ondersteuning nu.”
Gedifferentieerd werken
Van der Wal werkt met tandemrijders, handbikers en C-rijders die bijvoorbeeld een spasme of verlamming hebben. “De grote uitdaging in deze sport is dat je heel gedifferentieerd moet werken om met elkaar te sporten. De periodisering is meestal wel dezelfde, je hebt hetzelfde piekmoment. Maar de belasting die erbij hoort, is voor iedereen anders. Dat maakt het wel eens complex.
Ik kan niet zomaar ergens iets boeken, ik moet eerst goed kijken of alles klopt. Het is niet alleen of het hotel goed is en mensen met hun rolstoel een rondje in de badkamer kunnen maken, maar ook of iedereen in de omgeving goed kan trainen. Dan moet je een heel dynamisch plan maken, waarbij alles in elkaar schuift. Waarbij we elkaar af en toe vinden, maar ook uit elkaar gaan. Met name op de weg is dat lastig, dan vlieg je allemaal uit en ben je elkaar kwijt. Op de baan is dat gemakkelijker, daar rijd je rondjes om elkaar heen. Kun je elkaar gemakkelijker coachen en ik zie iedereen elke ronde voorbij komen.”
''Ik ga voor goud, het hoogst haalbare.''
“Ik denk dat ik veeleisend ben of noem het perfectionistisch. Ik denk dat ik daarnaast ook ontzettend loyaal ben. Als mensen er gewoon voor gaan, zal ik ze ook door dik en dun steunen. Dat is ook wel de kracht van de groep, de dynamiek. Dat herken ik ook op de baan, bij de sprinters. In sommige sporten breng je een selectie samen voor één wedstrijd. Maar wij werken met een vaste groep. Dan probeer je een goed team te smeden. Ik kan goed organiseren, kan het goed neerzetten en ik heb visie. Ik sta ook wel eens te schreeuwen, het vuur zit er in, maar als je ouder wordt, kun je er daar beter mee om te gaan. Ik probeer wel rust uit te stralen op het moment van presteren. Als je het dan nog moet gaan afdwingen, is het te laat. Dat kan wel weer na het grote toernooi, je druk maken over bepaalde zaken.”
2020 is eindstation
“Ik hoef niet perse nog aan de slag in de reguliere wielersport. De afgelopen tien jaar heb ik best mooie kansen aangeboden gekregen. Vanuit mijn vorige carrière als prof heb ik gedacht, dat ik niet te snel moet overstappen. Wel ben ik eventueel klaar voor iets nieuws. Ik heb in 2016 gezegd bij het bijtekenen, dat 2020 sowieso het eindstation was. Ik sta voor alles open.”
“Als ik terug denk aan die tijd dat ik zelf alles nog moest leren als sporter, denk ik aan woorden van Johan Cruijff. Hij zei ‘je ziet het pas als je het doorhebt.” Natuurlijk heeft Piet Hoekstra in die begintijd heel veel gezegd, heel veel tips gegeven. Maar in die snelkookpan van prof worden, kon ik niet alles opnemen. Daarom probeer ik als coach te doseren.“