Trainers praten over nieuwe aanpak voor talentontwikkeling | Talentvisie 2030
In Omnisport Apeldoorn is op zaterdag 8 februari een bijeenkomst gehouden om het project ‘Talentontwikkeling doe je samen’ met trainers uit het hele land te bespreken. Dit vormde de aftrap voor het nieuwe seizoen. In het kader van de Talentvisie 2030 wil de KNWU de komende jaren andere accenten leggen bij de opleiding van jongeren. Hierbij wordt er meer nadruk gelegd op het plezier in de sport en minder op ranglijsten of uitslagen. Voormalig schaatser en schaatscoach Gerard Kemkers was een spreker op deze bijeenkomst, waar verder vooral van gedachten werd gewisseld.
"We moeten de sport op een andere manier gaan vormgeven om de jeugd te blijven boeien"
Brede talentontwikkeling
Kemkers vertelde in Omnisport Apeldoorn dat hij in zijn laatste seizoenen als coach constateerde dat de programma’s voor topsporters door clubcoaches steeds meer toegepast werden in de opleiding van talenten. “Ik ben een enorme voorstander van het herpositioneren van de sport in de opleidingspyramide. Het nadoen van grote kampioenen door jeugdige sporters, dat is het model geworden. De ‘Copy paste-werkwijze’. Daarmee krijgt je binnen de talentontwikkeling een kaalslag. Ik denk dat talentontwikkeling veel breder moet zijn. Dan kan de nadruk ook op trainen liggen. Bij de top gaat het om presteren, maar dat is niet de boodschap die ik uit wil stralen naar talenten. Ik vind bij de KNWU een bond met dezelfde visie. We zijn daarom ook in deze sport met Talentned begonnen met een offroad-team. De bond ziet dat het anders moet. Ook op de fiets is de horizon breed. Je kunt de weg op, de baan op, veldrijden, mountainbikeen en BMX-en. Je kunt kortom van alles doen. Mathieu van der Poel is in mijn ogen een rolmodel. Hij kan zelfs aan de top verschillende disciplines beoefenen. Maar het gaat erom dat we leren het juiste te doen in de fase voordat je het niveau van Ireen Wust of Sven Kramer hebt. Talentontwikkeling is een keten. Als je te vroeg specialiseert, ga je aan heel veel specifieke kenmerken van een kind voorbij. We moeten prestatiesport en de ontwikkelingsfase strikter scheiden, totdat ze op een gegeven moment weer op elkaar aan gaan sluiten.”
KNWU-directeur Thorwald Veneberg vond de bijeenkomst een manier om nog een impuls te geven aan talentontwikkeling. “Momenteel gaat het supergoed in de top van de wielersport, eigenlijk in alle disciplines. Maar om die situatie te behouden op de lange termijn, dat wordt een uitdaging. We moeten de sport op een andere manier gaan vormgeven om de jeugd te blijven boeien. Ons doel is om meer naar de vaardigheden bij de jeugd gaan kijken en niet naar waar iedereen staat in de competitie. Een leven lang sportplezier blijft voorop staan. Dat hoeft niet altijd op wedstrijdniveau te zijn. Als je op jonge leeftijd veel plezier hebt in wielrennen is de kans dat je dat blijft doen ook veel groter. Als ik vandaag hier kijk en de berichten lees die we binnen krijgen, zijn er in het land zorgen over de basis van de wielersport. Kinderen krijgen steeds meer prikkels, terwijl ze tegelijkertijd minder bewegen. Daar moeten we ons op aanpassen. Dat is echt noodzaak. We zien een daling in het aantal licentiehouders, bij de nieuwelingen komen we echt in de kritische zone. We delen de zorgen hier nu en horen de geluiden uit het land en deels ook de oplossingen. Dat gaan we vorm geven in beleid. In dat beleid zitten waarschijnlijk wel fikse veranderingen. Het afschaffen van competities, ranglijsten of kampioenschappen, dat heeft enorm veel impact. We willen dat de mensen er achter staan, voordat dit ingevoerd wordt. Maar puur alleen wedstrijden rijden, het hele land door en afhankelijk van vrijwilligers, dat is niet houdbaar. Zeker niet op de openbare weg. Je moet gaan naar afgesloten parcoursen, andere wedstrijd- en trainingsvormen om de jeugd aan je verbonden te houden.”
"De top is voor ons nu helemaal niet belangrijk, dat komt wel"
Trainer Twan van Gestel hoorde het tevreden aan. “Ik kan me hier wel in vinden, er is veel herkenning voor mij. Ik ben enthousiast, ook omdat er een goed onderbouwde visie is, waarmee we naar buiten kunnen treden. We zijn hier al langer over in gesprek, maar het is mooi als het ook vertaald wordt in iets tastbaars. Ouders zijn broodnodig in de sport, maar soms kunnen ze ook een beperkende factor zijn. We moeten ook hen deelgenoot maken van dit verhaal. Ik heb altijd al gewerkt zonder resultaat als uitgangspunt te nemen, maar in plaats daarvan stelde ik proces- en ontwikkeldoelen voor alle sporters. Jongens laten ervaren hoe is het om in een vroege vlucht te zitten. Of hoe is het om een kopstart te kunnen pakken in een veldrit. In die situatie gaat het niet om de uitkomst van de wedstrijd. Als je het er vaak over hebt, merk je dat veel trainers de visie delen. Hoe breder je dit uitwerkt en vertaalt in de sport, hoe sneller het gemeengoed wordt, daar moeten we naar toe. De top is voor ons nu helemaal niet belangrijk, dat komt wel, in dat stuk daarvoor moeten we de energie in stoppen. Later selecteren, werken met bredere werkgroepen in plaats van te vroeg het label talent erop te plakken. Dan komen de talenten vanzelf wel boven. En ondertussen heeft een veel grotere groep plezier van hun sport, dat is ook belangrijk.”
Foto's: Léon van Bon