Annemarie Worst zag voor zichzelf lang een toekomst als mountainbikester weggelegd en deed het veldrijden er voor de fun bij. Maar na de winter van 2016-2017 werd het accent verlegd. De renster van Steylaerts veroverde toen namelijk de wereldtitel bij de beloften-vrouwen en boekte tal van andere successen. Nu is deze Gelderse een veldrijdster, die mountainbiken nog altijd graag doet en ook wel eens op de weg rijdt. Zoals veel andere crossers rijdt ze in Belgische dienst.
"Ik vind Belgen eigenlijk heel open. Als je bij een team komt, dan hoor je er direct helemaal bij, alsof ze je al jaren kennen."
Waaraan merk je eigenlijk dat je in een Belgisch team zit?
“Aan het begin moest ik wel even wennen aan de taal. Sowieso gebruiken Vlamingen soms andere woorden, maar onderling wordt er ook nog wel eens in dialect gesproken. Dan ben ik gewoon niet mee. Maar aan tafel gebeurt dat niet en heb ik het vooral heel gezellig met deze mensen. Ik vind Belgen eigenlijk heel open. Als je bij een team komt, dan hoor je er direct helemaal bij, alsof ze je al jaren kennen. En het is waar dat Nederlanders directer zijn. Al met al kost het natuurlijk maar weinig aanpassing om voor een team te rijden waar dezelfde taal wordt gesproken.”
Heb je Vlaanderen al goed leren kennen, zou je alles zo aan kunnen wijzen op een kaart?
“Eerlijk gezegd niet. Zonder navigatie zou ik veel niet kunnen vinden. Sommige plaatsen weet je dan wel. Zo weet ik van Koksijde dat het aan zee ligt en ver weg is. Maar je moet me niet voor een kaart zetten en dan plaatsen als Essen en Overijse laten aanwijzen. Als ik door Vlaanderen rijd, denk ik wel steeds: ‘hé die plaats ken ik’. Misschien heb ik nog een paar winters extra nodig om alles goed te leren kennen. Maar voor mij is het natuurlijk belangrijker om te weten wat voor soort parcours het is en hoe ik daar het best voor de dag kom.”
Op de wedstrijden maak je deel uit van je team, train je ook gezamenlijk?
“Ik woon natuurlijk niet in Brabant, maar op de Veluwe en dan is trainen met de ploeg in Vlaanderen toch was lastiger. Dan ben ik vijf uur reistijd kwijt voor twee uur training. Dan is de verhouding een beetje zoek. Ik train wekelijks in Hattem bij Martin van Dijk en Bert- Jan Hamer en dat bevalt heel goed. De reistijd is dan maar twintig minuten en ze besteden in de training ook vaak aandacht aan de wedstrijden die eraan komen. Ik heb over afgelopen winter qua prestaties weinig te klagen, dus ik denk dat ik voorlopig nog even zo mijn voorbereiding blijf doen.”
En wanneer zie je jouw ploeggenoten en sponsors dan, in de zomer bijvoorbeeld?
“We hebben soms een clinic met sponsors en ik kom wel eens op service-course dichtbij Antwerpen om materiaal op te halen. Maar dat is misschien maar twee of drie keer in het jaar. Verder rijd ik met de renners van Corendon enkele wereldbekers mountainbike. We hebben natuurlijk verschillende teams, want behalve Steylaerts-777 zijn ook Corendon- Circus en de ploeg van Sanne Cant en onze talenten IKO- Beobank onderdeel van hetzelfde bedrijf. We gaan twee keer in het jaar samen op trainingskamp bijvoorbeeld met die hele groep, een keer in de zomer en in de winter. Het is leuk om dan met zoveel te zijn, maar het beviel bij Steylaerts ook heel goed afgelopen winter met Yara Kastelijn en Alice- Maria Arzuffi aan mijn zijde en met onze teammanager Bart Wellens."
"Toen ik wereldkampioene werd in Bieles is mijn zus op een gegeven moment maar gestopt met uitleggen dat zij Annemarie niet was. Iedereen wilde op de foto."
Nooit overwogen om maar in Vlaanderen te gaan wonen?
“Natuurlijk is dat wel eens door mijn hoofd gegaan. Nu is het zo dat ik eigenlijk altijd weer terug naar huis ga om in mijn eigen bed te slapen. Ook als ik twee crossen achtereen in Vlaanderen heb. Het zou veel reistijd schelen en ik kan met mijn teamgenoten trainen als ik daar woon. Het gebied rond Oudenaarde is bijvoorbeeld heel mooi. Maar aan de andere kant geeft het ook een beetje afstand dat ik ver weg van Vlaanderen woon. Door de week heb ik het niet altijd met iedereen over veldrijden, mijn vrienden en familie zijn lekker dichtbij. In Vlaanderen denk ik dat je vaker nog eens op straat wordt aangesproken over je sport. Ik weet nog niet wat het beste is, voorlopig woon ik thuis in Nunspeet.”
Je familie is belangrijk voor je, kun je zonder hen naar de cross?
“Dat zou eigenlijk een heel gek idee zijn, het komt maar heel weinig voor dat mijn vader en moeder niet mee zijn. Mijn vader stond vroeger ook in de post, maar heeft rugklachten en dan is dat niet goed te doen. Gelukkig zijn er rond het team altijd genoeg aardige mensen om die rol over te pakken. Mijn moeder staat bij start en finish voor me klaar. Ze pakt mijn kleding aan voor het vertrek en zorgt voor droge kleren en een washand als de cross gedaan is. Mijn zussen Suzanne en Leonie zijn vooral bij de belangrijke wedstrijden mee. Zoals toen ik Europees kampioene werd en bij het NK en WK. Het is ook speciaal om hen erbij te hebben.”
Over tweelingzus Suzanne gesproken, wordt ze vaak voor jou aangezien?
“Dat komt na de wedstrijden regelmatig voor. We maken er normaal gezien geen misbruik van. Maar toen ik wereldkampioene werd in Bieles is ze op een gegeven moment maar gestopt met uitleggen dat zij Annemarie niet was. Iedereen wilde op de foto. Ik zat nog bij de dopingcontrole, toen zij mijn taken waarnam. Was voor mij wel lekker rustig die dag, ha ha.”