Beste wielervrienden! We hebben er weer een mooi en boeiend jaar op zitten. Met eindelijk na twee coronajaren een wedstrijdseizoen wat vanaf de lente weer een beetje normaal was. Met kampioenschappen en kampioenen. Met groot en klein leed, overwinningen en verliezen, het kwam allemaal weer voorbij.
Vaak zijn het de bekende toppers die het beeld van de sport bepalen. De onverwachte prachtige gouden medaille van Annemiek van Vleuten in Australië. Of de zoveelste zege van Fem van Empel bij het veldrijden, niet voor niets uitgeroepen tot talent van het jaar. Of misschien ook wel die ene keer dit jaar dat Harrie Lavreysen niet onoverwinnelijk bleek. Het was hoe dan ook sport om van te genieten. Maar het was ook het topje van de ijsberg. Want onder de topje van topatleten, gaat een grote groep vaak jonge talenten schuil die we nog lang niet allemaal kennen maar die nu al overal hun wedstrijden rijden en door hun ouders van kampioenschap naar kampioenschap worden gereden. En onder die groep hangt weer een nog grotere groep, jong en oud, die genieten van de sport, die genieten van presteren en voor wie binnen de KNWU tal van vrijwilligers bij tal van verenigingen zich ook steeds weer inspannen.
Die paar talenten komen naar boven uit een brede basis. Of, anders gezegd, hoe meer jongeren wij aan het fietsen krijgen, hoe meer kans dat we ook een volgende generatie toppers zullen zien schitteren. Daar ligt dan ook de prioriteit voor de KNWU de komende jaren. En dat gaan we vooral doen door de clubs sterker te maken.
Een van de beslissingen die we in dat licht hebben genomen, is dat we de structuur van de KNWU gaan versterken. We willen vooral de rechtstreekse dienstverlening van het bureau aan de clubs verbeteren en denken dat het ook goed is als we onze vrijwilligers inzetten waar ze het hardste nodig zijn: bij clubs. Dat is één van de redenen waarom het congres in december heeft ingestemd met het afschaffen van afdelingen en districten. Het werd steeds moeilijk om vrijwilligers te vinden voor die bestuursplekken, we konden die vrijwilligers veel beter ergens anders gebruiken én we vonden een zo direct mogelijk contact tussen de clubs en landelijk bureau belangrijk. Met de statutenwijziging die werd goedgekeurd tijdens het najaarscongres slaan we die drie vliegen in één klap.
Daarmee zijn we er overigens nog lang niet. We hebben een visie (met prioriteit voor clubs en het stimuleren van fietsen bij kinderen, jeugd en jongeren), we hebben een nieuwe structuur (met een krachtiger bureau met betere dienstverlening) maar alles staat of valt met het antwoord op de vraag of we ook de middelen hebben om het een en ander goed ten uitvoer te brengen. Dat hebben we nog niet op orde. De financiële situatie bij de KNWU is nog steeds verre van optimaal en bij zowel topsport als wedstrijdsport was het weer moeilijk om tot een sluitende begroting te komen en kunnen we ons nog steeds niet alles veroorloven wat we zo graag zouden doen. Ook voor mij persoonlijk ligt daar het komend jaar een belangrijke taak: we zullen partners en sponsors moeten interesseren in het samenwerken met en versterken van de KNWU en de wielersport in Nederland. Alleen dan kunnen we zijn wat we in 2028 willen zijn, 100 jaar na het oprichten van de KNWU: relevant, vitaal en inspirerend!