Ruw geschat verloren de atleten die ik tijdens mijn dertigjarige coachcarrière heb begeleid 95 procent van hun wedstrijden. Ik heb dus verreweg de meeste tijd besteed aan het analyseren van niet gewonnen wedstrijden, en aan het oppeppen en motiveren van verslagen atleten.
Samen winnen is eenvoudig, samen verliezen oneindig veel moeilijker. Ik ben een coach die vooral samen verliest. Ik kruip onder de huid van mijn atleten. Ik voel hun verlies als míjn verlies. Dat is ook nodig, want pas als een coach verliest, zal hij er alles aan doen om dat verlies later om te zetten in winst.
Dit gezegd hebbende wordt het misschien duidelijk dat ik, als coach van Tim Wellens en André Greipel, een moeilijke Tour achter de rug heb. Bij André lukte niks, en de sprint die alles anders had kunnen maken, en die hij niet kon en mocht verliezen – die op de Champs Elysées – verloor hij toch. Van Dylan Groenewegen. Tim op zijn beurt ging nog voor de tweede rustdag machteloos onderuit, nadat hij zich, op zijn terrein nog wel, een eind achter de grupetto alsnog naar de finishlijn had gezwoegd.
Tim is echter een topper. Hij analyseert kort het verleden en kijkt dan altijd weer vooruit. Dat deed hij ook na die bewuste Touretappe. “Jullie zien me terug in de BinckBank Tour”, zei hij diezelfde dag nog als afscheid tegen zijn ploegmaats. En jawel, tijdens de Ardennenrit sloeg hij toe. Na de lekke band van Sagan was alleen Tom Dumoulin bij machte hem te volgen. Tom nam slechts sporadisch over en toch stoomde Tim onverstoord verder. Ik zat op het puntje van mijn stoel, met maar een gedachte: ‘Die Dumoulin zal aan de meet toch niet…’ En neen, Tom deed het niet. Tim en Tom zijn toppers. Op en naast de fiets.