Frank Glorieux & Massimo van Lancker (Cycling Vlaanderen)
“Tot dit jaar werkten we in Vlaanderen met een verouderd systeem. Elke renner moest jaarlijks 24 uur opleiding volgen, dat werd afgestempeld in een boekje. Zodra dat vol was, mocht je koersen. Een systeem zonder controle, eigenlijk. Een zwaar ongeval van een 15-jarige renner die in zijn eerste koers in coma belandde, gaf de doorslag: dit moest moderner. We hebben een verplichte fietsproef ingevoerd waarin alle basisvaardigheden terugkomen. Denk aan zij aan zij rijden, een noodstop uitvoeren en over een obstakel fietsen. Alles draait om behendigheid, niet om snelheid of kracht. De oudere jeugd krijgt daarbij ook theorievragen over zaken als verkeersregels en sportvoeding. Zij moeten ook een bandje kunnen vervangen. Je legt de proef af zodra je naar een nieuwe categorie overgaat, dat zijn bij ons drie, of vóór je eerste wedstrijd. Renners die niet slagen, krijgen een extra dag opleiding. Daarna halen de meeste renners het alsnog. Deze proef moet je zien als de kers. De taart wordt gemaakt door onze clubs. We merken dat zij er veel tijd en energie in steken omdat ze denken aan de toekomst van hun renners.
Dimitri Prins (Trainer De Jonge Renner)
“Veiligheid van renners moet altijd prioriteit nummer één zijn. Je hoeft het echter niet centraal te regelen; dat kan prima bij verenigingen liggen. Bij De Jonge Renner maken we bij het intakegesprek al een screening van wat een renner kan en wil. Ze krijgen een fiets van de club die aan alle eisen voldoet. Dat mis ik ook wel in het Belgische model. Want fietsveiligheid is belangrijk, maar veiligheid van materiaal net zo goed. Onze trainingen zijn onderverdeeld in drie groepen: A, B en C. In de C-groep fietsen beginnende jeugdrenners, ongeacht hun leeftijd. Een vaste trainer brengt hen alle basisvaardigheden bij, zoals slalommen om pionnetjes, onder een stok door rijden en een bidon aannemen. Daarna stromen renners door naar groep A of B. Voor jeugdrenners in de jongste categorieën die hun eerste wedstrijd willen rijden, kan een test trouwens wel nuttig zijn. Maar die kun je prima aan een bestaande wedstrijd in het district koppelen. Renners die vanaf categorie 7 de grote stap maken naar de nieuwelingen, hebben juist baat bij kennis over onderwerpen als trainen en anti-doping. Dat zou je wel centraal kunnen aanbieden.”
Henk van Beusekom (Manager Sport KNWU)
“Ik ken het Belgische systeem goed, maar in een verplicht examen zie ik persoonlijk niets. Aandacht voor veiligheid van renners komt namelijk al uitgebreid aan bod in onze trainersopleiding. Wel kunnen we de ervaringen uit België gebruiken om onze opleiding verder te verbeteren. Daarom is het voor clubs ook zo belangrijk om gekwalificeerde trainers te hebben. Zij kunnen renners alle benodigde vaardigheden aanleren. Tegelijk zie je ook dat diezelfde trainers onervaren renners opstellen voor een klassieker om hun ploeg compleet te maken. Daar ligt zeker een verantwoordelijkheid. We werken overigens wel aan een theorietest over anti-doping. Die moet je straks doorlopen voordat je je licentie aan kunt vragen, is het idee. Daarmee willen we onze leden nog bewuster maken van dit belangrijke onderwerp.”