Elke profwielrenner is ergens begonnen. De roots van Kirsten Wild (34) liggen in Almelo, op wielerbaan De Sumpel. De thuishaven van haar eerste club, AWV De Zwaluwen. Tijd om herinneringen op te halen.
“Oei, deze bocht herinner ik me nog wel”, zegt Kirsten Wild terwijl ze lachend naar de chicane voor het clubgebouw kijkt. “De Snertbocht, noemde ik dit altijd. Ik ben er zelfs nog een keertje gevallen. Volgens mij doordat ik remde, maar de bocht lag er ook altijd een beetje glad bij. De kantinejuffrouw heeft me nog verzorgd in de kleedkamer.”
Hoewel er deze avond eigenlijk geen training is, wemelt het op De Sumpel van de wielrenners. De komst van oud-clublid Kirsten Wild, die pas rond haar veertiende ‘Zwaluw’ werd, maakt duidelijk wat los. Het gros van de in totaal 45 jeugdrenners (op de weg) is op het clubparcours te vinden. Ook een aantal mountainbikers is present en de talenten van de opleidingsploeg draaien er hun rondjes. Zij merken al gauw dat het bijna te druk is om een stevige training af te werken en wijken uit naar de openbare weg.
“We trainden op dinsdag- en donderdagavond. Dat voelde voor mij elke keer als een wedstrijd, zo met de jongens mee.”
Te spannend
Het had niet veel gescheeld of Wild had zich nooit als lid van De Zwaluwen aangemeld. Broer Werner was tijdens een fietstocht eens hard onderuit gegaan en had pa en ma flink laten schrikken. “Hij had iets met zijn arm, weet ik nog. Erg naar om te zien.” Dochterlief mocht dan ook geen wedstrijden rijden, dat was te spannend. Vanaf haar twaalfde bleef het dan ook bij trainen. Hoe ze haar ouders uiteindelijk overtuigde dat wedstrijden rijden echt haar ding was? “Ik werd achttien en dacht ‘zoek het uit!”, lacht Wild. “Ik woonde toen al op kamers in Groningen.” Een rijke historie bij de club heeft ze daardoor niet. “Maar ik voel me wel een echte Zwaluw.”
Terugdenkend aan de clubtrainingen in Almelo, herinnert Wild zich vooral het afzien. “We trainden op dinsdag- en donderdagavond. Dat voelde voor mij elke keer als een wedstrijd, zo met de jongens mee.” Haar eerste echte wedstrijd was direct een bijzondere. “De Amstel Gold Race, met een clubteam van De Zwaluwen. Dat was toen nog geen wereldbekerwedstrijd. Ik geloof dat ik het ongeveer zes kilometer volhield.”
Ook de Ster van Walcheren staat nog goed op haar netvlies. “Dat was een van mijn eerste wedstrijden en we sliepen op een camping, in stacaravans. Op advies van mijn moeder had ik badmintonrackets meegenomen. ‘Leuk voor na de koers’, zei ze nog. ‘Je gaat toch naar de camping?’ Nou, je had die andere rensters moeten zien kijken!”
In de loop der jaren is Wild een stuk professioneler geworden, maar het speelse is gebleven. “Ik ga zeker niet de hele dag met mijn benen omhoog op bed liggen. En een beetje kletsen vind ik ook wel leuk.”
Vragenvuur
Vanaf het juryhuisje op de lange finishstraat (“Hier leerde ik sprinten”) volgt ze de fanatiek fietsende jeugdrenners. Ze stoppen op de streep voor een groepsfoto. Nadat iemand Wild naar haar leeftijd durft te vragen, volgt een waar vragenvuur. ‘Hoe lang duurt een baanwedstrijd?’, ‘Wat is het hardste dat je ooit gefietst hebt?’ en ‘Hoe lang doe je over één rondje op de baan?’ Als Wild alle vragen zorgvuldig heeft beantwoord, wordt er spontaan een afspraak gemaakt voor een baanclinic in Apeldoorn. “Misschien schuilen er wel grote talenten in jullie”, wakkert de sprintster het enthousiasme verder aan.
Een van de clubtrainers wil weten wat Wilds favoriete training was bij De Zwaluwen. “Ik vond het altijd heel leuk als we kop over kop reden en dan weg moesten springen. Een wedstrijdje nadoen dus. Tijdrittraining vond ik het minst leuk.”
Ook doet Wild het geheim van een goede sprint nog uit de doeken. “Als ik weet dat een wedstrijd in een sprint eindigt, probeer ik onderweg zo min mogelijk te doen. Dan kom ik zo min mogelijk met mijn neus in de wind, fiets nooit zelf om het peloton heen en blijf alleen maar zitten. Als er dan gesprint wordt, ga je natuurlijk zo hard mogelijk.”
Arenda Grimberg
Clubgenoten van vroeger luisteren naar namen als Tom en Rob Stamsnijder, Niek Asbroek, Daniël Visser en Rob Golbach. “Van de meiden die toen fietsten, is iedereen inmiddels wel gestopt. Met een enkeling heb ik nog weleens contact via Facebook.”
Idolen in het wielrennen heeft ze nooit gehad, maar één renster bij de club maakte grote indruk op haar. “Ik ben nooit zo goed geweest in het volgen van de sport. Toen ik bij de club kwam keek ik wel heel erg op tegen Arenda Grimberg. Ooit kreeg ik eens een bril van haar. Dat vond ik echt fantastisch. Later was Arenda (Nederlands kampioene op de weg in 2002) mijn teamgenote tijdens het NCK in Dronten. Daar pakten we brons, samen met Mischa Coolen en Janny Kleinjan.” Nu Grimberg als fysiotherapeute van de nationale selectie werkt, komen de twee elkaar nog geregeld tegen.
Ranja
De bonte mix van jongens en meiden op het parcours doet haar denken aan de sfeer op de wielerbaan, waar mannen en vrouwen in één selectie zitten. Heel anders dan in het wegwielrennen. “Daar ben je met je vaste club meiden en voel je toch een soort onderlinge strijd. Je moet jezelf vaak bewijzen. Op de baan is dat anders, ben je totaal geen concurrent van elkaar. Elis traint voor de sprint, terwijl ik een duurrenner ben. Dat maakt het wereldje best ontspannen.”
In het clubgebouw van De Zwaluwen is alles bij het oude gebleven. Foto’s van ploegenprestaties bij hoofdsponsor Löwik Meubelen sieren de muren en ook de bar en de prijzenkast staan er nog net zo bij als vroeger. Buiten draaien de renners hun laatste rondjes. “De meeste kinderen hebben echt mooi materiaal”, merkt Wild op vanaf haar barkruk. Ze herinnert zich haar eerste fiets nog goed. “Een Raleigh. Ik was de enige met kabels aan de buitenkant van het stuur. Van mijn vader en moeder hoefde het niet meteen een dure fiets te zijn. Er zaten al wel klikpedalen op. Daarna reed ik op een Duell. Wel met de kabels binnendoor.”
Als de training erop zit, druppelen de renners binnen om een glaasje ranja te drinken. Net als Wild vroeger.