Met de reeks aan Inside-Out verhalen vertellen we graag wat we doen, waarom bepaalde beslissingen worden genomen en wat de overwegingen zijn. Een beslissing wordt namelijk nooit zomaar genomen. Vandaag: De structuur in talentontwikkeling.
Nederland heeft over successen in alle wielerdisciplines weinig te klagen, maar de KNWU is niet van plan achterover te leunen. Hoofdcoach Jan van Veen denkt dat de rol van de KNWU meer moet verschuiven naar het verbeteren van talentherkenning en talentontwikkeling. Met behulp van regiocoaches moet in samenwerking met de talentcoaches van de nationale talentprogramma’s meer structuur worden geboden aan verenigingen en clubs.
‘’Het is zaak dat je een infrastructuur hebt waarbij je de beschikbare talenten ook kunt laten landen in je sport’’
Op de afgelopen Olympische Spelen in Tokyo was de wielersport de meest succesvolle sporttak voor Nederland met vijf gouden medailles. Die ook nog eens werden behaald in drie van de vier olympische wielerdisciplines. Van Veen vindt dat de KNWU de komende jaren met name op het gebied van talentontwikkeling nog stappen kan zetten. Bij het herkennen van talent. En bij het bieden van ondersteuning in programma waar het gaat om het ontwikkelen van leerlijnen voeding, prestatiegedrag, kracht en algemeen fysiek. ‘’Onze toppers weten zich steeds meer gesteund door hun eigen omkadering, hun eigen teams. In die categorie hebben we als bond minder bij te dragen en ligt de nadruk op het selecteren van de beste renners voor EK’s, WK’s en de Olympische Spelen. Het geeft ons de kans om onze focus meer te verleggen naar wat er in de laag daaronder gebeurt. Het is daarom tijd om als bond ook onze rol te pakken om te zorgen dat alle goedwillende initiatieven in het land samenwerken binnen een structuur waarin we onze jonge sporters zo veel mogelijk kader kunnen bieden om zichzelf te verbeteren.’’
Programma koppelen aan ambitie
Van Veen ziet een nadrukkelijke rol weggelegd voor de clubs. ‘’Toen we CyclingClassNL opzetten met Jumbo-Visma en NOC*NSF is door alle partijen nadrukkelijk gekozen voor een decentraal programma waarbij renners bij hun club blijven, zodat ze de tijd krijgen zich in hun eigen omgeving met ondersteuning van CCNL te ontwikkelen. De KNWU heeft een belangrijkere rol in de talentontwikkeling, maar uiteindelijk gaat het erom hoe breed dat gedragen wordt. En hoe iedereen, die een rol in dat proces heeft, met elkaar in verbinding staat. Het is belangrijk dat een club of vereniging je kan bieden wat je zoekt. Op elk terrein. Het kan zijn je de ambitie hebt om de nieuwe Tom Dumoulin te worden. Maar je kunt ook behoefte hebben aan een leven lang met zoveel mogelijk plezier fietsen, waarbij de vereniging aansluit op de wensen die je op dat moment hebt. We zien in onze eigen sport – neem voorbeelden als Pogacar en Hirschi op de weg – maar ook in andere sporten dat atleten op jongere leeftijd al een heel hoog niveau halen. Daarmee zeg ik dat je niet per definitie top zou moeten zijn op 22-jarige leeftijd, maar het zegt wel iets over de professionalisering van de sport. Als je een bepaald ontwikkelprogramma zou moeten doorlopen, wanneer moet je dan beginnen met een gestructureerd programma? Met een coach gestuurd programma, waarbij je een goede arbeids-rustverhouding inbouwt, hoge intensiteit afwisselt met duurvermogen en je een beeld hebt wat er naast de fysieke parameters nog meer belangrijk is, dan kun je daaraan bijdragen. Ik bemerk soms best weerstand. Als je het hebt over iemand van 16, 17, 18 jaar oud, dan hoor ik mensen best vaak zeggen dat het niet te serieus moet op jonge leeftijd. En natuurlijk is het zo dat je op deze leeftijd geen profprogramma moet aanbieden, maar het is volgens mij wel noodzakelijk dat je iemand van die leeftijd een programma aanreikt die past bij zijn ambitie en past in het meerjarenontwikkelingsplan. Een plan waarbij je op dagdagelijkse basis aangeeft wat hij zou kunnen doen, wat de volgorde van trainingen moet zijn. Je kunt als bond in ieder geval een route uitstippelen die je zou kúnnen afleggen.’’
"We moeten de mensen overtuigen dat we moeten gaan samenwerken"
Leerlijnen ontwikkelen
In de visie van de KNWU ligt de focus voor talentontwikkeling dus bij verenigingen en clubs. Hoe laat je hen bijdragen aan de ontwikkeling van een talent? Van Veen: ‘’Ik denk dat we ons als KNWU te weinig hebben bemoeid met talentontwikkeling. In die periode zijn er in het land heel veel goede initiatieven ontstaan. Dat is positief. Maar er is ook wildgroei en er is weinig samenwerking. Zoals ik het zie zijn er op dit moment al heel veel mensen die heel veel goede dingen doen, maar ik constateer ook dat er veel eilandjes zijn. We moeten proberen die eilanden te verbinden. Cruciaal is dat we leerlijnen ontwikkelen waarbij iedereen aan een deel van de ontwikkeling van een jonge sporter kan bijdragen. En deze mensen moeten daar de credits en de waardering voor krijgen op het moment dat hij of zij dat in de lijn goed gedaan heeft. We moeten de mensen overtuigen dat we moeten gaan samenwerken. Verenigingen, clubs, binnen het wegwielrennen initiatieven als CyclingclassNL, talentcoaches en bondscoaches. In de talentonwikkeling komt daarbij de focus niet meer op de districten maar op vier a vijf regio’s te liggen. Om de lijn te bewaken willen we in de regio een regiocoach, een betaalde kracht die betaald wordt vanuit de KNWU. Die laat verenigingen in de regio samenwerken, zodat de renner(ster) in de regio optimaal bediend wordt en zich kan ontwikkelen passend bij zijn of haar ambitie. De regiocoach heeft ook contact met de verenigingen, maar ook met de laag daarboven. We willen een lijn ontwikkelen waarin duidelijk is wat iedereen kan bijdragen in de ontwikkeling van talent op de weg naar het succes.’’
Grootse kans op succes
Talentontwikkeling in de regio zou per definitie multidisciplinair moeten zijn. ‘’Bied bijvoorbeeld een wegrenner ook de mogelijkheid om een andere fietsdiscipline te beoefenen. Veldrijden of MTB, waardoor zijn of haar behendigheid op de fiets wordt vergroot. Of een andere tak van sport waarbij meer een beroep wordt gedaan op zijn of haar motorische ontwikkeling. Het geld dat lokaal en provinciaal beschikbaar is en gelabeld is voor talentontwikkeling, moet je ook daadwerkelijk inzetten voor die doelgroep. Wat zijn de criteria van talent? Wie zijn de talenten? Waar stop je precies je geld in? Ik denk dat beter zou moeten. kan. De KNWU moet deze talentprofielen zelf ook scherper hebben’’ Hij erkent dat er meer wegen naar Rome kunnen leiden voor talenten. ‘’Maar je moet iemand die op een scoutingdag van NOC*NSF blijkt te kunnen sprinten, wel iets kunnen aanbieden. Dat geldt ook voor het mountainbiken. Iemand die door een regiocoach als talent is herkend maar voor zijn ontwikkeling niet het juiste wedstrijdaanbod krijgt, kan via bondscoach Gerben de Knegt eens een wedstrijd rijden in het buitenland. Op de baan gaan we de sprinttalenten juist meer bij elkaar brengen. Daar zijn geen teams, zijn de aantallen laag en daar kunnen de talenten elkaar versterken en wordt ook een duidelijk kader geboden hoe men door kan stromen naar de talentengroep van Bas de Bever en daarna naar de selectie van René Wolff. We moeten per discipline kijken wat er nodig is. Waar de kracht ligt en wat daar beter kan. We moeten eerst maar eens al die goedwillende eilandjes samen laten werken. Je moet goedwillende mensen helpen. Coaches en renners tonen wat de route naar de top kan zijn. Als we daar allemaal optimaal aan bijdragen, hebben we de grootste kans op efficiëntie en op succes.’’
Tekst: Roy Schriemer
Foto's: Léon van Bon