Maike van der Duin en Vincent Hoppezak maakten indruk op het EK Baan voor beloften in Apeldoorn, imponeerden vervolgens op de Europese titelstrijd voor elite in Grenchen en staan aan de vooravond van hun debuut op een wereldkampioenschap. De nieuwe namen in een ervaren en succesvolle baanploeg staan zonder druk maar vol ambitie aan de start. Van der Duin kan een seizoen met een Europese beloftentitel extra kleur geven, Hoppezak is benieuwd of hij na het zilver van Grenchen opnieuw kan uitpakken in Roubaix.
‘’Je rijdt tegen olympisch kampioenen. Het is supergaaf dat we deze kans krijgen‘’
Van der Duin werd in Apeldoorn beloftenkampioen op de scratch en nam van elk ander onderdeel een medaille mee. ‘’Dit EK en WK voor elite komen zeker onverwacht voor mij. De laatste weken natuurlijk niet, maar aan het begin van het seizoen had ik er niet perse op gerekend. Nadat het EK voor beloften succesvol verlopen was, kwam dat wel enigszins in beeld. Afgezien daarvan heb ik ook het benodigde aantal UCI-punten om mee te mogen doen aan deze toernooien, dat gold niet voor iedereen in onze groep. Ik was heel blij met de kans die ik kreeg op het Europese Kampioenschap op de baan voor eliterenners. En vooral ook over hoe het daar ging met een vierde plek op zowel scratch als omnium.’’ Ze realiseert zich maar al te goed dat het niet evident is om direct op je eerste toernooi zo sterk voor de dag te komen. ‘’Je rijdt tegen olympisch kampioenen. Het is supergaaf dat we deze kans krijgen, deze ervaring mogen opdoen en wedstrijden mogen rijden. Uiteindelijk leren we daar zo veel van. En ben je aan het koersen, dan vergeet je bijna dat je twintig en dus nog twee jaar belofte bent. Als je aan de start staat, wil je winnen. Zo ben ik gewoon. Relativeren kan ik ook. Onze coach Fulco van Gulik zegt ook ‘of je nu vijfde, achtste of twaalfde bent, maakt niet uit. Je moet doen wat je kan.’ Het EK was alvast een mooi begin. Ik ga met dezelfde insteek richting het WK. We zien wat er uitkomt, al weet je wel dat top acht of top tien realistischer is dan je voor dit seizoen gedacht had.’’
STOKJE VAN WILD
Van der Duin neemt bijna symbolisch het stokje over van Kirsten Wild, die de afgelopen jaren scratch en omnium reed en ook wereldkampioene werd op dit onderdeel. ‘’Het is gaaf dat Kirsten er nog bij is op dit toernooi. De afgelopen jaren heeft ze altijd alles gereden op een WK. Het is bijzonder dat er nu iets van een wisseling van de wacht komt en dat zij dat ook meemaakt. Maar het is bovenal mooi dat er kansen voor jonge meiden en jongens komen en dat die renners er ook zijn. Kirsten is een groot kampioen, daar heb ik diep respect voor. Het is niet apart voor mij om samen met haar een toernooi te rijden. Ik hoop dat ik er wat van kan leren. Bovendien: ik heb zeker niet het gevoel dat ik er al ben, dat ik al met een half been in Parijs sta. Absoluut niet. Er zijn veel sterke jonge rensters in Nederland momenteel. Ik kan nog veel verbeteren qua training, inhoud en qua koersinzicht. Ook kan ik er wel van genieten om tussen die grote namen van start te gaan. Tijdens de koers ben je er niet mee bezig, dan wil je iedereen verslaan, ook als ze Archibald of Kenny heten en je weet dat dat heel lastig gaat zijn. Maar als je dan je naam in de uitslag van het omnium ziet staan tussen allemaal meiden die de Olympische Spelen hebben gereden, is dat best bijzonder.‘’
‘’Op de trainingen wordt zo nu en dan ‘ziek hard’ gereden. Dat is afzien, maar je wordt er ook beter van.‘’
LIEFDE VOOR DE BAAN BLOEIT OP
Ook Vincent Hoppezak had niet kunnen denken dat hij een EK – met zilver op de scratch – en een WK zou gaan rijden deze winter. ‘’Een paar seizoenen geleden wilde ik helemaal voor de weg gaan, maar dat kwam niet uit de verf. Bondscoach Fulco van Gulik haalde me naar de baan en toen kwam de liefde voor deze discipline weer tot bloei. Ik ging wedstrijden rijden, ook internationale toernooien die ik niet kende en heb heel veel geleerd. We hebben elkaar als talentengroep echt vooruit geholpen de afgelopen jaren. De sfeer is onderling heel goed. Als er iemand van ons rijdt, staat iedereen langs de kant te schreeuwen en aan te moedigen. En op de trainingen wordt zo nu en dan ‘ziek hard’ gereden. Dat is afzien, maar je wordt er ook beter van. Richting de Olympische Spelen hebben we veel gereden met en tegen Yoeri Havik, Jan Willen van Schip en Roy Eefting. Daar zijn wij en zij beter van geworden, dat was echt win-win. We waren vooral gefocust op onze eigen ontwikkeling. Daar komen nu kansen op het rijden op grote toernooien bij en dat is heel cool. Het EK voor elite was wel heel bijzonder, het was echt bizar hoe goed het daar ging. Alles viel daar op de juiste plek. Eerst was het doel om het EK -23 in Apeldoorn goed te rijden. Dat lukte, het ging erg goed. Ik was er derde op de madison met Philip Heijnen en vierde op de scratch. Toen kwam het EK voor elite. Daar won ik gewoon zilver. Ook die kans heb ik met beide handen aangepakt. Nu komt er nog een gelegenheid om mezelf te tonen. Dat is tof en ik had het niet gedacht. Het is een nieuwe ervaring. Ik ga er gewoon invliegen en het wel meemaken. De puntenkoers is echt een open onderdeel. Ik heb nog nooit op dat niveau gereden, dit is wel next level natuurlijk. Ik kom zeker nog wel iets te kort. Maar ik kan hopelijk nog blijven verbeteren de komende jaren.’’